I, Afdeel. Jaaren van den Ram kent men aan de Hoornen,
XXXV. die zig in ’t eerfte Jaar reeds vertoonen, dik-
«ruK°°FD wils korC na de Geboorte > en jaarlyks.een Ring
meer krygen , zo lang hy leeft. De Schaapen
hebben gemeenlyk geen Hoornen, maar op den
Kop zekere uitpuilingen van het Been: ook
heeft men Schaapen gezien met twee en zelfs
met vier Hoornen, doch minder omgekruld en
korter dan de Hoornen van den Ram. Als het
’er vier heeft, zyn de twee buitenften korter
dan de twee anderen.
Zonder- Dit brengt my het Voorbeeld in gedagten
Hofmaan Van een zonderlingen Hoorn , dien een Schaap,
de Keel dat in November des Jaars 1754 levendig aan
Schaa6" de Sociëteit van Londen vertoond
Pl. x x v . werdt, aan de Keel hadt, gelyk hier nevensis
f ‘£- *• afgebeeld. Het Beeft was met deezen Hoorn
gebooren en hadt denzelven toen reeds, in even-
redigheid, byna zo groot als naderhand; zyn-
de , wanneer het te Londen gebragt werdt, drie of
vier Jaaren oud, en van grootte als een wel ge-
groeid Schaap, van de grootften in haarSoort.
De Eigenaar zeid’ , dat de Hoorn toen zes-en-
twintig Ponden woog; dien het Beeft, met ver -
. wonderlyke kragt, heen en weer flingerdeenop-
ligtte. Wanneer hét Gras wilde eeten, liep
, het voor uit, en liet, al bokkende, den Hoorn
tulfchen de voorfte Beenen fleepen, waar door
het zyne Neus aan den Grond kon brengen:
want de Huid, waar aan de Hoorn hjng, was
buigzaam, en de Hoorn zelf hadt van binnen
eene
béne holligheid, die gemeenfchap fcheen te heb- r. AfdéeiL»
ben met de Vleezige deden van den Hals. Som- XXXV.’
tvds kwam de Hoorn in zulk eene plaatzing, dat hlooFiü. 1 n stuk.
dé Huid geftrengeld werdt, en dit gaf het Schaap
veel Ongemak; doch het wift zig weldra aloor
gewoonte te redden, en den Hoorn neder tusfchen
de Póoten te brengén. Men heeft de
Huid opgevüld en met deezen Hoorn in het
Kabinet van de Sociëteit geplaatft. Luidendie
by het dooden en villen tegenwoordig zyn' geweeft,
verzekerden, dat men binnen hetbovenfte
van deezen Hoorn; daar h y , tot de helft
der langte toe, hol was j gebonden heefteen
Bekkeneel, van eene famengetrokkene ronde
gedaante, en eèn Zak met geronnen Bloéd,
waar in iets was, dat naar de Lever en Long
van een Schaap geleek, benevens een Volmaakt
gezonde Nier (*).
Hier uit agt dè Fleer Nicöots hét waaf-
fchynlyk, dat dit een fobrt van Misgeboorte
zy geweeft van famengegrbeide Tweelingen,''
Vefgelykende het met die Kinderen, waar van
ik de Afbeelding te vooren gegeven heb ( f) .
E n ’t is opmerkelyk, dat de Schaapen of Rammen
in Devonshirë, alwaar dit tér wereld was'
gebragt, natuurlyk zodanige Hoornen op den
Kop draagen, niet halfmaanswyze gekromd.'
Ook heeft de Heer R üisch verfcheide Schaapen
ontleed; wien' Poöten uit de Nek gegroeid
wa-
(*} Philofoph. Tranfafl. Vol. XLIX. Part i. p. 18^.
(t) Zie ’t I. Stuk deezer Natuurl. Hijhrie. Plaat iW t. De ex. 1'li. Stuk- P