XXXVII.
Hoofdstuk.
Eigertfthappen.
334
Latynfche Equus, of Jumentum, welke laatde,
fchoon ook aan de Oflèn, Ezels en andere Lad-
draagende Dieren gemeen, ' egter wel voornaa-
melyk gebruikt werdt ten opzigt van de Paarden.
De Hengd voerde, in’ tL a tyn , den Naam
van Caballus, waar van de Spanjaarden en Ita-
liaanen hun Cavallo, de Franfchen hun Cheval
ontleend hebben. Een gefneeden Hengfl;, of
Ruin, heet in ’t Franfch Cbeval hongré, en een
Spring-Hengd Etalon. Men geeft de Merry,
in ’t Franfch, den Naam van Jiment, en het
Veulen dien van Pouldin. De Duitfcbers noemen
dit Dier Rosf of Pferd, de Bohemers Kun,
de Polakken Kon, de Sweeden Heft en de En-
gelfchen Horfe. Het Veulen, dat men in’tLa-
tsyn Hinnulus noemt, voert in ’t Engelfch den
Naam van Ginnet, en de Ruin, Cauterius, wordt
Gelding geheten.
Een Hollandfch Geneesheer, P et rü s Na a ld -
w yk genaamd, die in den jaare 16 3 1 over de
Natuur en Eigenfchappen der Paarden fchreef,
zegt dat zy warm en vögtig ,zyn van Tempera-
ment (*). ’t Is zeker, dat het naturel deezer
Dieren niet wreed z y : fierheid en wildheid munt
’er alleen in uit. Schoon de meefte andere Dieren
in kragt overtreffende, randen zy die nimmer
aan , en, wanneer zy ’er van aangevallen
worden, fchynen zy dezelven met veragting aan
te zien.
De-
(*) Philip/?, pve de Equor. nat. eleCl. educai, discipl. O*
curutione. Leidde. 1631. Libr. I. Cap. i.
Dewyl zy geen Voed zei noodig hebben dan Afdeel.
Gras en Kruid, en ’t Vleefch hun nietfmaakt, XXXVII.
zo doen zy de andere Dieren geen Oorlog aan, B oofd-
en hebben ook geen vreeze voor anderen, die,
hoe vreeslyk ook van Muil en Klaauwen, van
hun met de Pooten worden afgeweerd. Nog
minder voeren zy onder elkanderen Kryg wegens
hun beftaan; alzo het Aardryk hun doorgaans
Spyze genoeg verfchaft, en zy zelfs de
Kolf kunnen vinden op Landen, die de Ru n-
ders hebben afgefchooren. Z y houden zig niet,
gelyk deeze en andere Beeften, Troepswyze
tot onderlinge Veiligheid, maar veeleer uit genegenheid
tot elkanderen, en geeven geenbly-
ken van hunne kragt en fierheid door het Veg-
ten, maar door tekenen van Eerzugt, als ’t ware;
’t zy met om ’t fnelde te loopen, dooreen
Rivier te zwemmen, over een Sloot te fprin-
gen, en dergelyken meer. Van de zodanigen,
die dit in hunne Jongheid het vlugfte en bekwaamde
doen, worden de bede Paarden aangefokt.
Men verwondert zig in de Noorder Landen Moedic
dikwils, hoe dapper de Paarden zig tegen Wol- ld’
ven en Beeren verdedigen. Wanneer een Hengd,
die Mcrriën of Veulens by zig heeft, een Beer
gewaar wordt-,' zo doet hy zynen Stoet agter zig
gaan, en fchroomt niet den Beer met zyne
Voorpooten aan te vallen, die hy als een paar
Trommeldokken gebruikt, behoudende dus ge-
meenlyk op dit Roofdier de overhand, ’t Is eens
I, D'Ësi. in Stuk, 'ge