j AFDEEL.Gras of Kruiden begroeid was. Onder anderen
XXXIX. openbaarde zig hun van verre een groot Beeft,
Hoofd- >c w ep< maar één Hoorn op ’t Hoofd fcheen te
STÜK‘ hebben en derhalve van hun eerft voor een jon-
gen Rhinoceros, doch, toen zy nader by kwamen,
voor den'E enhoorn werdt. aangezien.
Zo dra het hun in ’t oog kreeg, liep het met
groote Sprongen en vertoonde de uiterfte wildheid,
houdende den Kop geduurig op zyde en
raakte dus uit het Gezigt. Aan boord komen,
de verhaalden zy dit den Kapitein , die hun des
anderen daags, met grooter magt van Volk,
■ wederom afzondt, om, ware’t mooglyk, dit
Beeft op te zoeken en magtig te worden. Z y
vonden eindelyk hetzelve in een Bofch, en
hadden ’t geluk van het, hoe wild het zig ook
aanftelde, met een Kogel in den Kop te treffen
: doch, toen het geveld was, bevonden
z y , tot hun aller verwondering, dat het twee
Hoornen had.
! De gedaante van den Kop geleek ten deele
naar dien van een Ez e l, ten deele naar dien van
een Hert; en de Lighaamsgeftalte was ook omtrent
als van een E z e l, doch veel grooter dan
die van een gewoon Paard. De Konftapel hadt
’er op den eerften dag, toen het Beeft ftondt
te eeten, een Tekening van gemaakt, welke
in de gemelde Afbeelding is gevolgd; doch daar
op kan zo veel ftaat niet gemaakt worden, als
op die van den Kop, welke, met zyn Vleefch
in de Zon gedroogd, door den Kapitein, Bragbt
Jocbim Albrecbts Tarnikef naar Holland is over- [.Afdeel.
gebragt. Het Vleefch werdt door het Scheeps- XXXIX.
volk gegeten, en hadt den Smaak van Offen- ^ 00F0‘
Vleefch, doch was zeer taay.
X X X X . H O O F D S T U K .
Befchryving van ’t Geflagf der W alvisschen.
Hunne grootte, geftalte, voortteeling en lig-
baamsdeelen. Opkomjl en voortzetting van den
Walvifchvangft. Oude Viffchery op Spitsbergen.
Nieuwe ondernomen in ’t Zuid-Ys of om de
Ooft; in ’t Weft-Ys of Fy Groenland. De
Straat-Davis Viffchery. Tegenwoordige Staat
van den Walvifchvangft der Nederlanderen.
Manier van viffchen. Gebruik van de Baarden,
bet Spek, Vleefch, enz. De Vinvïfch of Ju-
piter, de Noordkaaper en andere foorten van
Walvijfchen.
_ _ E Heer B risson , die, zo wel als L innjeus, Kenmer- JL) vier Gdlagten van Viflchen heeft, in zyn ken*
Klafle van Cetacea -of Walyifch-aartige Dieren,
geeft aan het Geflagt der eigentlyke Walvis-
fchen, onder den naam van Badcena, de eerfte
plaats. De Kenmerken zyn by hun beiden, dat
deeze Vifch geen Tanden heeft, en, in plaats
van dien, in de Bovenkaak voorzien is met
Hoornige Plaaten of Bladswyze Strooken, die
men Baarden noemt. L inNjEüs voegt’er by ,
X. Deel. XII Si ^k. E e 5 dat