I. Afdeel.
XXXX.
Hoofd
stu k .
F in v ifcb .
Eigenfchappen.
E en Vin'
Vifch g e .
vangen op
de Zeeuw-
fche Stroo*
men.
van , doordien hy op de Rug, naar de Staart
toe, eene regtopflaande fcherpe Vin heeft,
van drie of vier Voeten lang; daar zyne Vinnen
, pp zyde, van zes of zeven Voeten zyn.
Zyne Baarden zyn korter en blaauw van kleur;
de Huid is glad, bruin op de Rug en aan den
Buik wit: de Staart veel grooter dan in de ge-
woone VValvifch. In zyne bult of verhevenheid
op den Kop, die egter laager en zo groot
niet is, heeft hy ook een dubbeld Kanaal of
twee Blaasgaten om het Water uit te werpen,
dat hy met veel meer geweld en geraas doet dan
de anderen.
Hoewel deeze Vifch zig mede in het Ys by
Spitsbergen en in Groenland onthoudt, wordt
hy doch zelden gevangen: aan den eenenkant,
dewyl het veel gevaarlyker is hem aan te doen,
alzo hy fchrikkelyk met de Staart en Vinnen
Haat, en moeielyker hem meefler te worden,
om dat hy ongeiyk vlugger is dan de Walvis-
fchen; aan den anderen kant, uit hoofde van
zyn Spek, ’ t welk, vaft en fchraal zynde, wei*
nig Thraan uitlevert. Wanneer zig veelen van
deeze Viffchen vertoonen, worden ’er geene
Wal viffchen meer gezien. Hy nuttigt ook ander
foort van Spyze : want zyn Aas zyn Haringen,
Makreelen en andere foorten van Vifch.
In ’t na-jaar 1682 , vondt een Vinvifch zig
bezet op de Zeeuwfche Stroomen. Den 5 Oktober,
van dat Jaar, werdt hy eerft gezien voor
’c Goesfche Diep; ’« anderendaags voor Kooltjes
W a l v i s s c h e n . 479
jes-Plaat en den 7 was h y , zo ’ t fchynt, tus j, Afdeei»
fchen het Eiland van ter Tholen en Duiveland, XXXX.
door het Water, dat men de Keeten noemt, Hoofd-
STUK.
heen, tot in het Maflgat naar de Zype geko-
men. Zeker Schipper met zyn Jagt, waarmede
hy eenige Tarw van Voffemeer naar de Oude
Tong gebragt hadt, door de Zype ledig terug
komende, lag met laag T y by de Schorre aan ,
en flapte ’er uit om Moffelen te raapen: mid-
delerwyl zag zyn Zoon den Vifch, die nu eens
boven kwam, dan weder onder Water dook,
en telkens, by het boven komen, een dikken
Straal (*) uitblies. Eenige anderen, die ook «
Moffelen raapten op deéze Plaat, vervoegden
zig met den Schipper naar den Vifch, en ftaken
hem, terwyl hy aan een fleilen kant lag, met
Haaken in ’t Lyf. De Vifch fchoot aanflonds
naar de diepte, en al het andere Volk ging weg;
doch de Vader en Zoon zeilden hem agter naa
in de Moffelkreek, bezuiden den Polder van
St. Philips-Land; alwaar hy fnel voortzwom,
hebbende doorgaans wel vier Vademen Water.
Eindelyk hem ingehaald hebbende, kwamen zy
hem met het Jagt zo naby , dat de oude Man
’er een Gat in fneed, daar hy aanflonds zyne
kleine Dreg in zette, en, dezelve aan flukken
gerukt zynde door den Vifch, zyne groote
Dreg,
( * ) l k vind maar van een Straal gemeld ; egter is dit
het Kenmerk der VinvilTchen niet, gelyk wy gezien hebben
; doch ik heb hem onder geen ander S o o rt knnnen
plaatzen,
J.Düku IU Stu',