I. Afdeel, welk hooger op de Pooten ftaat en niet zo ge-
XXXVI. rcgeldof geftadig is in zyne beweegingen: doch
iiööFD. de gewoonte doet, in deezen, zekcrlyk zeer
veel. Ook is er veel zorgvuldigheid noodig,
otn de Osfen op te brengen tot het loopen voor
den Ploeg: zy moeten, op den Ouderdom van
twee o f ten hoogden drie Jaaren, reeds gewoon
worden gemaakt om het Juk te draagen •
men moetze ftreelen en vleijen, wryvendehun
het L y f , en geevende hun, van tyd tot tyd,
gekookte Garft, gebroken Boonen en ander
Voedzel, daar zy het graagft naar zyn ; altoos
met eenig Zout gemengd, ’t welk hun zeer
fmaakt. Als men zulk een Beeft onder ’t Juk
zal brengen, moet ’er een andere Os, die reeds
hetzelve gewoon is , bygevoegd worden, en
dezelve moet ’er mede aan de Krib of in de
Weide gaan. Het is ook beft, dat men zulk
een jong Beeft maar een korte poos laat arbeiden,
inzonderheid in de Zomer, wanneer de
groote Hitte de Osfen niet minder hindert dan
de Schaapen. In ’t Voorjaar en de Herfft kan
men de Beeften, die het werken gewoon zyn,
den geheelen dag Iaaten ploegen, mids zy een
weinig gevoerd en tweemaal ’s daags gedrenkt
worden, ’t Is ook niet onnut, dat men z e ,
gelyk de Paarden, rosfe, wasfche en de Hoeven
fmeere. De Ouden, die een byzondere
Liefhebbery in de Landbouw hadden, bepaalden
de grootfte uitgeftrektheid van de Voor,
welke men den Os, inééne.trek, liet Ploegen,
op
bp honderd-twintig Schrceden : alsdan, oor* LAvoiiU
deelden z y , moeft.men het Beefteenigeoogen- XXXVI.
blikken laatcn Adem fcheppen, eer dat die Hoofde
V oor vervolgd, of een andere begonnen werde.
Hedendaags, daar het de Landlieden alleen om
profyt te doen is , let men daar op zo naauw-
keurig niet.
Tot den Landbouw wordt in de Osfen veel
keuze gemaakt. Het Beeft moet niet te vet zyn
noch te mager; kort en dik van Kop; breed van
Voorhoofd: met wyde Hairige Ooren; groote
zwarte Oögen; fterke Hoornen, die glad zyn
en glinfteren; een dikken Smoel; de Neusgaten
ruim; de Tanden wit en egaal; de Lippen
zwart; de Schouders * zwaar en dik; de Borft
breed als ook de Lenden; de Koflem vallende
tot op de Kniejen; den Buik zwabberig; de
Voor- en Agterpooten dik en wel gefpierd; de
Staart tot by den Grond neerhangende;’ Men
maakt ook veel verfchil in de kleur; dewyl men
ontdekt heeft, dat die wit of grys zyn van Hair,
o f gefpikkeld , gelyk de Schimmeipaarden , tot
de Ploeg niet deugen: daar, in tegendeel, de
zwarte; roode en bruine, in veel agting zyn.
De Os kan niet langer dan tot de tien Jaaren Vétwëi-
voor den Ploeg dienen: men doet beft hem dan £115
te meftem Dit kan gefehieden in alle tyden
Van ’t Jaar, doch beft in de Zomer, dewyl het
dan minder koften baart, en men verzekerdis,
hem in de Herfft vet te zuilen hebben. Zo
dra men dit o p .’c oog heeft, laat men hem op-
I. De» . XIX. S hos-*