I . A f d e e l , waren; zo dat het Voorbeeld van Misgeboorten
X X X V . niet ongewoon is in dit Beeft, waar inhyeens
Hoofd- twee jviilcen gevonden hadt, en bovendien gewaagt
hy van een Schaapen-Lever, met vyf
Galblaasjes daar aan (*).
Voort- De Ram is op den Ouderdom van agttien
teeling. Maanden, en het Schaap op dien van eenjaar,
ter Voortteelinge bekwaam : maar men doet
beft zo lang te wagten, dat de Ram drie en
het Schaap twee Jaaren oud z y , eer men ze
laat fpeelen. Het al te vroege en zelfs het eer-
fte Voorcbrengzei van deeze Beeften, is altyd
zwak en niet behoorlyk gefteld. Een Ram kan
gemakkelyk vyf-en-cwintig o f dertig Schaapen
befpringen ; men kieft ’er de fterkften toe uiten
van de fraaifte geftalte: hy moet gehoornd zyn;
want de ongehoornde Rammen zyn, in dit Klimaat,
zo bekwaam niet tot de Voortteeling.
Een goede Ram moet den Kop dik en zwaar
hebben, het Voorhoofd breed, de Oogen groot
en zwart, de Neus opgewipt, de Oorengroot,
den_ Hals dik, het "Lighaam iang en hoog op de
Pooten, de Lenden en ’t Gat breed, groote
Ballen en een langs Staart. De beften zyn de
witte, dik van Vagt aan den Buik, en op den
Kop zodanig, dat de Wol hun over de Oogen
heen hangt. Men verkieft ook, tot de Voortteeling
, Schaapen, welker Wol dikft , langft
en fynft is , en die tevens groot zyn van ftatuur
(*) R u is e n . Adyers, xAantom. Dec, I , Cap. V III*
tuur, dik van Hals en vlug ter been., De vet-1.A fdenk,
ften, merkt men aan, zyn het miskraamenmeeft X X X V .
onderhevig. Hoofd-
STUK»
De Springtyd der Schaapen duurt van X be- Springtyd
gin van November tot aan X end van April: en Dragt,
nogthans kunnen zy ’t geheele Jaar vóórtbrengen
, indien men haar, zo wel als den Ram,
verhittend Voedzel geeft; gelyk zout Water o f
Pekel, en Hennipkoeken. Men laat ieder Schaap
drie- o f viermaal befpringen, en neemt waar,
dat zulks niet in Regen en Onweer gèfehiede;
want de Vogtigheid is hier in hinderlyk en een
Donderflag kan ze doen miskraamen. Zy moeten
, na het befpringen, een of twee dagen
van ’t Land gehouden worden; vervolgens laat
men ze naar gewoonte xveiden, doch geeft hun
de Pekel en Hennipkoeken niet meer. De tyd
der Dragt is v y f Maanden, en gemeenlyk brengen
zy één Lam, doch fomtyds ook twee,
voort. In de warme Lugtftreeken kunnen zy
tweemaal Oonen in ’t Jaar. Zy geeven zeven
of agt Maanden lang Melk. De Schaapen,
wel opgepaft zynde, kunnen geduurende Kaar
geheelen Leeftyd, dat is tot den Ouderdom
van tien of twaalf Jaaren , Jongen vóórtbrengen
; doch doorgaans zyn zy op haar zevende
of agtfte Jaar reeds onbekwaam daar toe. De
Ram, wiens Ouderdom tot de twaalf of veer-
tien Jaaren reikt, deugt niet om te Springen
dan tot zyn agtfte Jaar.
In Vrankryk is men, zo de Heer d e Buffof? _
Schaapen- t I» 35£BU 111 Stujc. P 2 SSfl