L Afdeei. de Noordfche Schryvers verzekeren, dat zyn
XXXIII. Hair in ft Zomer-Saizoen bleeker of grysagtig
Hoofu- • jn >t Winter-Saizoen bruinder: zo dat het
STUK. ’ .
E l nd zeëScn van C-«sAR, dat de Alce tweekleurig Hair
heeft, miïlchien uit een verkeerd denkbeeld of
berigt, ten dien opzigte, zal gefprooten zyn, en
aan de Borftof Buik is zyn Hair inderdaad wit-
agtfg. Wat' aanbelangt het al of niet hebben
van Hoornen , waar in Catsar en Pausamas
verfchillen, dit hangt alleenlyk van de Sexe a f ;
dewyl de Wyfjes, gelyk de Hinden, ongehöornd
zyn. De ftyfheid der Pooten , welke deeze
Beeften zo noodig hebben om langs het Ys te
kunnen loopen, zonder uit te glyden , heeft buiten
twyfel aanleiding gegeven, om te vertellen ,
dat de Eland geen Gewrichten in de Beenen
heeft, en die ftyfheid maakt hem zo fterk in
ft Schoppen, dat hy, naar men verhaalt, door
éénen Slag met zyne Hoeven , Boomen ter
nedervelt of het Paddeftoelen waren: om de uitdrukking
van zeker Schryver te gebruiken.
Voor ft overige mag men zeggen, dat alle
Byzonderheden, omtrent welken de Ouden ten
opzigt van de Alce overeenftemmen, in onze
Eland te vinden zyn. Zy getuigen altemaal,
dat hy een Dier zy omtrent van grootte en fta-
tuur als een Hert, naar ft welke hy ook zweemt
door de grootte van zyne Ooren en de kleinheid
van zyn Staart; gelyk ook ten aanzien van
de Hoornen, waar mede de Wyfjes Elanden zo
min als de Hinden zyn gewapend. Zy voègén
ftr
’er by, dat de Alce van ft Hert verfchilt doorj. Afdeei.
de langte en kleur van zyn Hair, door de groot- XXXIII.
te van zyne Bovenlip, de kortheid van zyn Hals Hoofd- J J STUK*
en de ftyfheid zyner Pooten. De hedendaagfchen pjmif
zelfs verfchillen ruim. zo veel ten opzigt van de
Hoeven in de Eland, die fommigen geheel ftel-
len, als in een Paard, anderen, gelyk ft waarlyk
beftaat, even als in ft Rundvee gefpleeten.
De Eland onthoudt zig in de Noordelyke f E-gfn*
deden van Europa en Aila , byzonderlyk in
de Boflchen van Lapland , Poolen en Mosko-
vie. De Heer L innjEüs getuigt , dat hy in
Sweeden thans zeldzaamer voorkomt dan weleer
( * ) , en zulks zal waarfchynlyk aan de onbepaalde
Vryheid, om deeze Dieren te fchieten,
zyn toe te fchryven : want anders merkt men
aan , dat de Elanden onder het nuttigde Wild
van de Boflchagiën in ft Noorden te tellen zyn
( f ) . Miflchien worden zy ook fomtyds door
zwaare Koude of Vorft, of door verfcheurendc
Dieren, vernield. In ft KoningrykPruiffen plagt,
weleer, in ft Woud hy Fifchhaufen, de ftapelte
zyn van Elanden , alwaar eens door den voor-
gaanden Konïng, ter Eere en tot vermaak van
den Czaar van Moskovie , Pieter de Groote,
een Jagt werdt aangerigt-, op welke men veele
honderden met Pylen ter neder velde.
Deeze Dieren beminnen de fchaduwagtige en Krset en
vog* vlQ§hd<1-
(*) Fauna Suecica. p. 13,
(f) Stokbolmfe Verhand. XVIII. D, p.-08,
1» De Et. IJ! Stuk,