4^0 B È S C H R ï V I ï* G V A N H E T
LAFDEEiJend Dier zy. Sommige Natuurbefchryvers heb-
XXXVIII. ben ’er een aanmerkelyk verfchil tudchen ge-
Hoofd- fteid. L e Maire geeft ’er zo weinig zynetoe-
demming aan * dat de ongelykheid van grootte
zelfs, iri die van de Rivier van Senegal, hem
geen genoegzaam kragtige reden fchynt, om
dien aangaande te twyfelen.
H. O ) Rivierpaard met de Agterpooten in drie-en
Htppopo* gefpleeten.
tamits
erreftns. r Onder deeze Kenmerken wordt van den Heer
L inNjEUS als twyfelagtig geplaatd, een Dier , ’t
welk in Bralil huisved; dat, volgens M arcgra-
v ius , aldaar den naam voert van Tapirierete ,
en van de Guajaners ook Tapir of Mcinipouris-,
van de Portugeezen Anta gebeten wordt, ter-
wyl anderen het Water-Zwyn genoemd hebben.
E igen . Dit Dier gelykt veel naar een Muilezel en
fchap pen. heeft een langen Snoet, dien het uitrekt en intrekt
naar zyn welgevallen. Het zwemt en dompelt
zeer wel, en loopt ook langs den bodem
der Rivieren. Over dag flaapt het in de Boifchen,
en by nagt gaat het zigde kod befchaaren. Men
heeft ’er een groote menigte van in Brafil, cn
het Vleefch fchynt eetbaar te zyn , hoewel de
Europeaanen hetzelve gantfch niet fmaakelyk
vinden. De Wilden bereiden de Huid, door
die d y f uit te rekken en in de Zon te laaten
droo-
( i l H ip p o p o tam u s Pedibus p o ftic is t r ifu lc is f. Syft. N'at.
T a p ir ie r e t e , Marcgr. Brafil. p. 329. Raj. Qjtadr> 126.
\ t ■ ï* * SA
R i v i e r - o f Z e e - P a a r d . 421
droogen, wanneer zy ’er hunne Schilden mede afdeel.
hekleeden. XXXVIII.
. De fleer Brïsson, die van dit Dier eenby- H o o f u - fSTUK#
zonder Geflagt maakt, onder den naam van Ta-
„ , B • Geftaite.
pir of Manipouris, geeft er deeze beichryving
van. In grootte komt het overeen met een half-
jaarig Kalf, doch de Lighaamsgedalte zweemt
naar die van een Varken. De Kop, egter, is
dikker, langwerpig en loopt puntig van boven:
de bovende Lip is veel langer dan de onderde
en hoog uitdeekende, overlangs gegroefd, ’t
Getal der Snytanden is tien, dat der Kiezen
twintig in ieder Kaak; dus veertig in ’t geheeL
Het heeft kleine Oogen, even als een Varken;
de Ooren rondagtig en taaroelyk groot; de Staart
zeer kort, kegel vormig, zonder Hair; de Pooien
naauwlyks langer dan die van een Varken,
doch wat dikker. Aan de Voorde Pooten
zyn vier zwartagtige Hoeven, waar van een de?
middelden de langde is, hebbende twee, die
korter zyn , wederzyds, en de uitwaardfe is de
allerkleinde: aan de Agterpooten zyn maar drie
Hoeven, de middelde langer dan de anderen,
.Het Dier heeft op zyn L y f kort Hair, welks
.kleur in de Jongheid helder bruin is , met witte
plekken gevlakt; in de Volwaiïenen zwartagtig,
.zonder Vlakken.
Uit het voorgemelde Verhaal van de Eigen- Braiiüaan.
ichappen van dit Dier, kan ik .nietbegrypen,fcIleWa-
waarom de Heer L innjEüs hetzelve, door denter wyn’
Bynaam van LarnkHippopotamus, van het ge-
, 1, deïl. msTiJK- Dd 3 woo*