X X X X .
Hoofdstuk.
Voedzel.
, Een voornaame reden, egter, diedeWalvis-
fchen van plaats veranderen doet, is , zo men zig
verbeeldt, het opzoeken van hun Voedzel, dat
ineeft op Zandbanken en Ondiepten, inzonderheid
omtrent de Eilanden en in de Baaijen , gevonden
wordt. Hetzelve is geenszins met de
verbaazende Lighaamsgrootte van deeze Dieren
overeenkomftig; en ftrookt niet met het alge-
meene Spreekwoord; dat de groote. Viffchen de
kleine eeten. Immers het Walvifch-Aas be-
ftaat, volgens den gemelden Schryver, in zeer
klejne Infekten, waar van fommigen- langwerpig
zyn, met kleine Pootjes, en van kleur ee-
nigermaate gelyken naar gekookte Garnaalen,
doch zonder Schubben of Schaal, anderen rond-
agtig, ter grootte van een Erwt, bruin van
kleur, met een löort van Vleugels , van wonderbaar
maakzel, die zo fyn en teder zyn, dat
men dezelven niet kan aanvatten. Beide deeze
Infekten fmelten, als men ze in de Hand knypt
of tuflchen de Vingers wryft, tot een foortvan
Oly, die de Reuk van Traan heeft. De be-
weeging is traag, zegt h y , en ongeregeld ge-
lyk die der Kwallen (*).
Dit Aas fchynt meeft geteeld te worden aan
en
(*) Z orgdrager Groenl. PiJJclery. 'sGravenhage 17^7.
bladz. H f. Yergelyk. de Uitgezogte Verhandelingen. III,
Deel. bladz. 467 , en de Afbeelding aldaar Pl. XX'k I-
Fig. J-f. L inn’ jEUS zegt, dat de Walvifch van Meduft
leeft. Het eerftgemelde lnfekt zal niiflchien de Scyllct
‘zyn. Syfl. Nat. Ed. X . p . 6y6.
eh omtrent Planten, dië onder Watergroeijen, j. Afteel.
en met haare Bladeren in de Zee zwemmen; XXXX.
hoedanig Grondgewas menigvuldig is op de Ban- Hoofdx
x • 1 • * • i t • tTUKi
ken en Ondiepten m de Baaijen, in welken Zig
Rivieren ontladen, waar van de Vettigheid of
Slibber miflchien hetzelve voedt. Op zulke
plaatfen, die tevens in ’t Zomer-Saizoen van
de Zon befcheenen worden, ziet men dikwils"
de Zee krielen Van deeze Infekten, die in Diep
Water weinig voorkomen.- Ook onthoudt zig
dc Walvifch voofnaamelyk in en Omtrent zodanige
Baaijen. Wat zyn Aas in de Winter z y ,
en of hy ook Haringen verflinde, gelyk de kleiner
Soorten van dit Geflagt, is nog een Raad-
zel. De naauwheid van zyn Keel, die door dë
Baarden byna geheel is geflooten , fielt herft
buiten ftaat, om VilTchen van eenige grootte in
te Hokken.
De Walvifch is tnët ëeni Ëeehigë Kraan voort-
voorzien, van byftere dikte en langte. Som- teelin&‘
tyds heeft men ze gevonden zes Voeten uitge-
ftrekt, aan *t L y f omtrent agt Duimen dik, aan
’t end uitlóopende in een ftómpe Punt, van één
Duim. De Vifch draagt die doorgaans binnen
’t L y f j alwaar dit Lid als in een föorc van Schee-
de is verborgen, welker uitwendige openinggeflooten
is door Spieren, die een foortvanSluit-
fpier maaken, waar door de Schaft voor uitwendige
toevallen befchut wordt. Het .Schaamdeel
van ’t Wyfje is ais in de Viervoetige Die-
ren, zynde gemeenlyk ook geflooten.. De Faa»
I, D*£i UI. Stuk, \ F f ïii-tVo*'