276 B E S C H f e Y V I N G
I. Afdeel. De Bal verheft zyn Stem niet dan uit Toom of
XXXVI. Minnedrift; de Koe loeit veeltyds uit fchriken
stuk° FD* Chroom; het Kalf bulkt uit gebrek van Voed-
zei en begeerte tot zyn Moer. De roode kleur
heeft een byzondere aandoening op de Koe-
heeften, op de Osfen, doch voornaamelyk op
de Bullen , om ze dol te maaken, en dan heeft
men ze fomtyds Menfchen zien vernielen. De
Stieren-Gevegten, die in Spanje en Portugal nog
dikwils gehouden worden, tot vermaak van ’t
Algemeen, geeven blyken van de onverfchrok-
kenheid deezer Beeften, die Vuur noch Staal
ontzien in hunne dolle drift, en door de Wonden
, welke men hun toebrengt, langs hoe meer
tot wraak worden aangeprikkeld.
Wilde Tot deeze Sohouwfpelen gebruikt men wilde
Stieren. Stieren , die in de Gebergten van Andalufie zyn,
en ’er , op gelyke wyze als de Olyphanten in
Ooftindie, in Kraaien gevangen worden, door
middel van tamme Koeijen, die dezelven daar
in lokken. Dan worden zy in Hokken gezet en
tegen den beftemden tyd bewaard: wanneer
'er Ridders, te Paarde, tegen zulk een Stier in
’t Perk verfchynen en hun leven waagen'voor
’ t vermaak der Aanfchouweren. Zy tragten het
Beeft, dat reeds doldriftig gemaakt is, met het
. fcherpe Yzer van hunne Lanfen te kwetzen, zo
dat ’er het Yzer in fteeken blyft, en ontwy-
ken , door ’t zwenken hunner Paarden, den
vaart van den Stier, die, wanneer hy ftooten
wil, de Oogenfluit, ’t Gemeene Volk, dat te
Voet
v a n d e K o e i j e n . 277
Voet vegt, weet zig op dergelyke wyze t e l .Afdeel.
redden; hoewel ’er, in die Schouwfpelen, dik- XXXVI.
wils Menfchen fneuvelen. De eenigfte toevlugt* ST^ ‘'FD*
wanneer zulk een het Beeft niet ontwyken kan,
j s , hetzelve te treffen boven op den Kop,
tuffchen de Hoornen, alwaar een klein Plekje
js , daar men het den doodfteek kan toebrengen.
Deeze Stieren, fchynen my egter toe,
in grootte niet veel te verfchillen van de ge-
woone Bullen, daar de .Aver-Os, in ’t Latyn
Urus, in ’t Franfch Auroche genaamd, die in
Poolen, Pruiffen, Lyfland en Moskovie, ge.
vonden wordt, veel zwaarder is, hebbendeby-
na de grootte van een Olyphant.
De Stieren of Bullen, die men tot het ry-^edanjg.
den der Koeijen gebruiken w il, moeten üitge- Ballen,
koozeo worden van eene fraaije geftalte, taa-
melyk groot en wel in ’t Vleefch, en men ver-
kieft' ze in Vrahkryk rood van Hair; doch in
Holland fchynt men meer gefteld te zyn op
zwarte of zwartbonte Bullen, daar niettemin
Kalveren van komen van allerley kleur. De Ouderdom
is beft tuffchen de drie en negen Jaaren:
want , fchoon de Bullen en Koeijen voor de
twee Jaaren reeds voortteelen kunnen, zyn zy
dan nog niet in de volle kragt; en, over de
negen Jaaren zyn zy de befte kragten kw y t,
leevende doorgaans niet langer dan veertien of
vyftien Jaaren. In die Landen, daar de Bullen
onder de Koeijen loopen, geeft men’er niet
meer dan vyftien aan eenen Bul, hoewel hy ten
I, Deel. I II . Stuk.* £> 3 min.»