I. Afdeel. over de zes Voeten hoog , ruim vier Voeten
XXXXI. breed.
, ™ ° FD~ De zwaarte van deezen Kazilot was omtrent
agttienhonderd Kwintaalen, en zyne Ingewanden
maakten zes taamelyk groote Vaartuigen
vol. Zyn Huid was effen , donker blaauw ,
en de Buik wit. Men kon deezen Vifch niet
voort krygen, door middel van een Kabeltouw,
’c welk ’er aan valt gemaakt was, en dat men
op ’t Land liet trekken door het Gepeupel tot
veertien Voeten van den bodem der Rivier. De
Viffchers, dit ziende, leiden ’er Vuur aan, en
deeden ’er dus veel Olie uitkomen, zonder dat
men die zig te nutte konde maaken ; ’ t welk jammer
was, dewyl men oordeelde, dat ’er ten
minfte v y f o f zeshonderd Vaten uit zoudep te
haaien zyn geweeft. Drie dagen werden belleed
aan het hakken met Bylen, terwyl men
’er op liep als op een Vloer: de Olie fpoot overvloedig
door alle Openingen, die ’er in gemaakt
werden, vooral uit eene aan de zyde, daar
menze met een groot Tonnetje uit fchepte,
even als het Water uit een Put. Uit een Been
van den' Kop, ’t welk met een Byl was doorgehakt,
kwam een Gulp zeer heldere Olie, die
een Sprong gaf ter dikte van den Arm en na,
genoeg v y f Voeten hoog , duurende een half
Uur of daar omtrent.
Het B e k - I n de Kop van deezen Vifch werdt een Been
keneel. gevonden , van gedaante als een Lelfenaar, en
van binnen hol, ’t welk meh oordeelde het Bekke
^eneel te zyn. Toen de Onderkaak gevild was afdeel,
en van Vleefch ontbloot, waren ’er twaalf Man XXXXI,
noodig om dezelve in een Vaartuig te doen, Hoofd-
en zy werdt naar Parys gebragt. Sommige Men- *TU *
fchen hadden van ’t Vleefch genomen, en , ’t zelve
braadende, bevonden zy dat het meelt Olie
wierd. Onder het hakken van deezen Vifch,
zworven een menigte Haaijen’er rondom, waar
van men drie of yièr kreeg, die ieder de
zwaarte hadden van zes Kwintaalen.
• # • # .< f
X X X X II . H O O F D S T U K .
ßefcbryving van ’t Geflagt der Dolphynen;
waar onder de Bruin vilfchen, de Springer of
Botskop, de Zabelvifch, Walvifchdooderge-
naamd, en de Blaazers beboeren.
H Nder den Naam van Delphinus of Dolphyn Kenmst-
wordt dqor den Heer L inn-®us een G e -ken*
flagt van Vilfchen voorgelteld, ’ t welk het laat-
ite of negen-en dertigfle is in zyne Afdeeling
der Zoogende Dieren. Hy onderfcheidt hetzelve
, zo wel als de Heer Biassop, van de Wal-
vilfchen en andere Dieren van deezen Rang,
doordien het met Tanden in de beide Kaaken
is voorzien, hebbende ook een rond Blaasgatin
de Kop, en meellendeels, behalven de twee
Zwemvinnen op zyde, nog een derde Vin op
de Rug.
I. O kei. III. Stuk* B rxs