I.Afdeel. ne Kleederen, beftaande in een Rok, Broeken
XXXIII. Schoenen, akemaal van maaken, met de ruige
stuk. " zyde naar buiten gekeerd. Deeze Rokken, ge-
Rendier. Mamd Lappmudd, die als een Huik over’t hoofd
komen, en tot over de Kniejen hangen, worden
in de Zuidelyke deden van Sweeden ook
dikwils tegen de Koude gedragen, zelfs van Luiden
van Aanzien en Rang. De Laplandfche
Vrouwen houden zig met het naaijen van die
Kleederen bezig, gebruikende daar toe Garen,
dat van de gedroogde Peezen, door ze te fply.
ten, is gemaakt.
.ZW ^ Hert met takkige Hoornen, die
Damhert aan ^ enc^ breed uitloopen.
of Dein.
Van den Latynfchen Naam van dit Beeft is,
buiten twyfel , de Italiaanfche Daim en de
Franfche Daim of Daine afkomftig; dien de
Duitfchers, waarfchynlyk, in hun Damhirfcb
nagevolgd hebben, gelyk wy.het Damhert (*)
noemen, of Haal-Hert, naar den Lngelfchen
naam
(?) Cervus Cornibus ramofis compreffis; fummitatibus
palmatis. SyflL Nat. VI. X. Dama. Bell. Itm. 57. G esn.
Qjtadr. 84. A ldr. bifulc. 741. J onst. Qjtadr. 82. Cervus
platyceros. R a j. Qjtadr. 8f.
(*) De Woordeboeken verraaien her Franfche Woord
Daim, of ’t Latynfche.Dama, in ’t Nederduirfch Das;
’t welk zeer te verwonderen is , daar het Dier geene Overeenkomt
ter Wereld met de Daden heeft, welke ookin
’t Franfch of Latyn dien naam niet voeren. Zie het II,
S tuk. bl. 228. Ondertuflchen vindt men dit Hert ook, in
't Hahhottddyk Woordenboek vanCHOMEL, zeer onne-
rymd, Das gehetea
naam Fallow-Deer, dewyl het zo ros of rood i. Afdeel.
niet is als het Hert; waarom o o k , miffchien, XXXIII.
de Sweeden het Dof-Hiort of Dof noemen. HetsT^ ° 0FD'
Mannetje wordt van de Engelfchen Buck, het Damher^
Wyfje Doe en het Jong Fawn geheten. Sommigen
willen, dat de Hebreeufche Naam Opher
was en de Griekfche Prox; doch hier omtrent
is even zo weinig zekerheid, als o f het de Da-
ma z y , welke de Latynfche Poeeten bedoeld
hebben, en, zo fommigen zig verbeelden, veeleer
een foort van Bok of Geit is geweeft;
hoewel ’t my toefchynt niet van allewaarfchyn-
heid ontbloot te zyn; want de Dama van Ovi-
dius was vaal van kleur. Het Beeft Jachmour,
’t welk onder de reine Dieren in de Wet van
Mofes voorkomt, en van Buxtorf Dama vertaald
wordt, zoude, volgens Kimchi , naar een
groote Geit zweemen : men heeft h e t , in de
Dortfche Overzetting, Buffel genoemd (*).
Ra jus geeft aan ’t Damhert den Naam van Hert
met breede Hoornen.
Deeze Beeften, zegt de Büffon , zyn zo al- Woon.
gemeen niet over den Aardbodem veripreid, als plaats,
de Herten: men vindtze ook zelden, zo ’t
fchynt,
(*) Deuteronom. Kap. XIV. vers. 4. Alwaar ’t woord
Difoon, dat in een andere Overzetting Eenhoorn is ver.
taald, genoemd wordt Das: doch de Dieren, die men
thans Daflen noemt, hetkaauwen niet, en hebben ook
geen gefpleeten Hoeven maar Klaauwent zo dat zy tot de
reine Dieren niet behooren konden. Buxtorf zegt, dar
fommigen willen, dat het Woord Difoon een foort van
wilde Geit. betekent, die in gedaante zweemt naarde Damherten.
I. Dksl. III Stuk.