I. Afdeel. en derhalven eenigermaate gelykende naar de
XXXVII. Maagwormen, boven gemeld. Nog drie ande.
Hqofd- j en wercjen ’er , by ’t openen van dit Dier, ’t
STUK»,
welk eindelyk evenwel geftorven was, in dé
Voorhoofds Holligheden gevonden. Het Vlies>
middelervtfyl, ’t welk deeze Holligheden bekleedt,
dat in de Haat van Gezondheid door-
fehynende, elfen en zo dun is , dat het wel den
naam van Spinneweb verdiende, was dik, rood-
agtig, een weinig uitgeknaagd en bedekt met
een Etteragtige , taaije S to f, welke men ’er
naauwlyks af kon krygen. Zodanig is byna de
gefteidheid van dat Vlies in Paarden die de
Droes hebben, waar van z ig , egter, geen het
minfle teken in ’ t zelve gopenbaard hadt.
De Heef Bourgelat befluit, dat in zulk een
Geval, wanneer de Niesmiddelen niet hielpen,
misfehien het Trepaneeren belt zou zyn. ' Immers
dit Middel is door den Heer de la F osse,
Hoeffmid van den Koning van Vrankryk, zonder
nadeel en' met hope van een goeden uitllag ,
in ’t werk gefield, om, door aanvoeging van
Zuiverende Vogten, de Verzweering te genee-
zen van dat Vlies, ’t welk hy ontdekt heeft
de waare zitplaats te zyn van de Droes (f).
I Paarden- Onder de zeldzaamheden, die in ’s Konings
B e z o a r . Kabinet bewaard worden, is een Steen, dien
men Paarden-Bezoar noemt, en gezegd wordt
uit
(*) Traité fitr le yeritalle fiége de la Merve des Cke-
y*itx. P a r is . 17 4 9 «
-uit de Blaas gehaald te zyn van een Paard der ^ Afdeel.
Koninglyke Stallen te Verfailles. De kleur is XXXVII.
vuilwit: de oppervlakte bezaaid met kleine bult- Hoofd-
STUK*
jes, die egter meelt afgelleeten zyn. Hy heeft
eene Eyvormige figuur, zynde vier Duimen
lang en ongevaar drie Duimen dik, omtrent anderhalf
Pond zwaar. Dergelyke Steenen vindt
men dikwils in ’t Gedarmte en in de Blaas der
Paarden, aan welken de Geneeskundigen oud-
tyds , onder den naam van Hippolithi, byna
gelyke kragten toefchreeven als aan den Occïden-
taalfchen Bezoar, naar welken een Steen byzon-
der geleek, die voor weinig Jaaren in Engeland
uit den Buik van een Merry gehaald werdt:
want op die plaatfen, daar de uitwendige Schors
was afgelleeten, hadt hy ’er volmaaktelyk dé
kleur van , doch de grootte verfchiide zeer.
Deeze Steen, naamelyk, was byna rond en o-
ver de agt Engëlfche Duimen dik, weegende
in de Lugt 15 Pond 2 Oneen Averdupois,
in ’t Water 6 Ponden. In ’t jaar 1737 werdt
aan de Koninglyke Sociëteit van Londen een
dergelyke Steen vereerd, die nog in derzelver
Verzameling bewaard wordt, zynde een weinig
grooter en 19 Ponden Averdupois zwaar, dat is
omtrent f f f Pond Amfterdamfch gevvigt ( f ) .
Deeze laatlte was, gelyk de andere, uit verfchei
(*) Want ico Ponden ^Averdupois doen 915- Pond
Amfterdamfch Gewigr. Veertien Ponden Averdupois
2yn gelyk aan zeventien Ponden 7ro«»Gewigt. Dirlaat-
fte houdt i2 , het ^ndete 16 Oneen.
I. Deel. XIX Stuk,