35? B P S C H R V V I N G
I.A fdeel,guur verfchilde van de Klompjes, welken by
XXXVII. de Geboorte van het Veulen worden geloosd,
{io p FD- Somwylen zitten dezelven aan een Steeltje vaft,
STUK' ’t welk uit een gedeelte van dat Vlies beftaat,
cn ’er gemakkelyk af te fehejden.is. Veele
zulke Klompjes, uit Paarden, zyn ’e r in ’sKo-
nings Kabinet, en bovendien vindt-men ’er der-
gelyken, doch kleiner, uit de Nageboorte van
een Koe, en uit die van een Sebaap: ja de
Heer Daubentdn verzekert, dat hy ze altoos,
wanneer hy een AUcintois of Pisvlies zag, gevonden
heeft (*).
D e Pram- De Paarden zyn de eenigften onder de Zoomen
der gende Dieren, welker Mannetjes geen Pram-
*>a4rdeu' men hebben, volgens het eenftemmig Gevoelen
der Ouden en Hedendaagfchen. Sommigen
hebben zulks van de Dieren met onverdeelde
■ Hoeven in t algemeen verzekerd; doch met uitzondering
van zodanige Mannetjes, die aan de
Moer gelyk zyn (f) . De Heer Dadbenton
egter , die in de Ezel deeze Lighaamsdeelen
hadt gevonden, leid zig daar ook op toe in de
Hengft, en ontdekte ze op de zelfde plaats; aan
de Voorhuid naamelyk, alwaar dezelven in de
Pzel zyn, De Voorhuid van het Paard, zege
h y ,
(#) Iets zodanigs is my onlangs o o k , by ’t openen der
Vliezen van onvoldragen Lammeren uit een geflagt
S ch a ap . voorgekomen. .
it) Mammas non habent, nifi qni Mutrt Jïmllel
prodiére. Ar ist . SoltdunguL* mnscula Mammas non bar
bent, prater en, qua Mattibus Jimili* Jtmt. R a j. Syn,
Meth, Qjmdrttp. p. 64,
• hy , maakt een foort van Wrong rondom d e j,A fdeel.
opening, daar de Roede uitgaat, en op deeze XXXVII.
verhevenheid zyn de’ Prammen te vinden, twee <^ ° OÏD‘
in getal, omtrent een half Duim van elkander;
die men daar aan onderfcheidt, dat de Huid een
weinig hooger is, maakende een rond Bultje,
omtrent een Duim breed ’t welk in t midden
een zeer klein gaatje heeft, dat men, het.eens
gezien hebbende , gemakkelyk weder kan vinden.
In alle Hengften, egter, heeft dit-geen
plaats; in fommigen is ’er in ’t geheel geen
blyk van, inzonderheid in oude Hengften , alwaar
die deelen verftenft kunnen zyn, gelyk de
Voorhuid weezentlyk in dezelven als geheel
verfleeten is. Doch hy hadt geen genoegzaams
.zekerheid, om vaft te ftelien, dat ’er ook geen
jonge Paarden zyn, in welken de Prammengeheel
ontbreeken: zo dat de gelykheid aan de
Moer hier op betrekking zou kunnen hebben,
naar hy zig verbeeldt. Ik vind de zitplaats dee-
zer Prammen al vry ongewoon en grappig. Indien
menze weezentlyk voor Prammen houden
moet, zo blykt ’er ten minftenuit, dat’er geen
reden z y , om dit Lighaamsdeel als een merkteken
van de Verdeeling der Dieren te verwerpen.
De Paarden ruijen, gelyk meeft alle Dieren Leeftyd.
die Hair hebben, en dit gefchiedt eenmaal %
jaars; gemeenlyk in ’t Voorjaar en Ibmtyds in de
Herfft: als wanneer zy zwakker zyn en beter
opgepaft moeten worden, dan anders. Men
. L P ïel, u i Stuk, 2 4 vindt