XXXIV.
Hoof DSTUK.
Steenbok,
ITT.
fiuyUapr.1,
Gems.
deeze Soort behooren, maar tot eene der volgende.
Zo zyn ’er ook de wilde Bokken , daar
men den Befoar in vindt, zeer van verfchillen-
de. Het Vleefch der Steenbokken wordt voor
zeer verfterkende gehouden, en men rekent,
dat het de Beenen byzonder Hevig maakt. Dok
bedienen de Boeren zig van het Bloed, als een
uitmuntend Zweetmiddel zynde, en dit wordt,
gedroogd zynde, van fommigenbetergeagtdan
het gewoone Bokken Bloed.
(3) Geit met regtopjlaande haakswyze Hoornen.
Zie hier een Beeft, ’t welk in naam minder
dan in daad verfchilt van den Steenbok of Steengeit.
(5) Capra Comibus ereftis uncinatis. Syt. N.it. VI.
Ruptcapra. B e l l . Irin. 126. Ol e a r . M u s . Tab, IX. Fig.
3. G esn. 0-u .u t r . 14 0 . A l d r . B ijt t lr . 727. Don ar t . A i, c l .
225. S cheuchz. Mllp. lyy. Wa-gn. Helvet. 185.
(*) Immers ook Deïsten XIV. vers y. XV' Ik Vers zonderling
verfchiltende wordt vertaald gevonden , gelyk ik
reeds ten opzigte van den Kemel-Pardel en t Damhert heb
aangemerkt. De Heilige Schryver telt daar de reine Beesten
op, welken de Ifraeliten éeten itt'rgten , boven en behalve
het VeederOsfen, Sdiaapen en Geiten, welke reeds
in her 4 Vers gemeld waren. Zie hier de Hebreeufche
Naamen, en die van verfchillende Vertaalingen daar nevens
, met de genen , die volgens niyn oordeel, op ’t gezag
van Bux tor f , daar mede bedoeld worden.
H e b r . Vu l g a t a , R a v e st . Dort sche . Bux tor f .
Ajal. Cervus. Herr. Hert. Hert.
Zebi. Caprea. Rhee. Rh.ee. Rhee.
Jachmour.Bubalus. Buffel. Buffel. Damhert.
Akkoo. Tragelaphus. Gems. Steenbok. Gems,
Difoon. Pygargus. Eenhoorn. Das. Hertebok.
Thoo. Oryx. Wilde Os. Wilde Os. Buffel.
Zemer. Camelopardalus. Eland. Gems. Kemélpardel.
Ik wee: wel, dat 'er veel zwaarigheid overblyft ten opzigt
geit. Immers de Latynfché Naam , Rupicapra,
vVélke ’er door byna alle Dierbefchryvers aan
gegeven wordt, zegt even ’t zelfde. De Hebreen
noemden het , zo Aldrovaneus wil,
Zebi, en dan zou het veel voorkomen in de
Heilige Bladeren: doch dit woord is meeftal
Caprea, een Rhee, vertaald ( *> In ’t Griekfch
noemt men de Gems Aix agrios en Aigagros,
dat is wilde Bok of Geit , zo ook in ’t En-
gelfch wild Goot o f Rock-Goat en in ’t Spaanfch
Capra Montés, dat is Berg-Geit. De Italiaan-
fche Naam, Camuza, en de Franfche Cbamois
zyn buiten twyfel van den Naam Comozza , dien
’er de Bergluiden van Trente aan geeven, afkomftig.
van het woord Difoon, in welks Vertaalingde'Engelfchen
P y ir a r i, een Griekfch Woord, ’t welk Witbiibeiekenr,
behouden; dochdewyl het , volgens B ux tor f , ook een
foort van wilde Geiten is, den Damherten niet ongelyk,
en de Pyrargus ons door de Ouden met zeer kromme
Hoornen ^afgebeeld wordt; agt ik berer dit voor den
Steenbok of Hertebok te neemen. Bochart houdt al de vyi
laatfteDieren van dit Vers voor wilde Bokken of Herten;
dat waarlyk niets doet dan de verwarring te vermeerderen.
Immers, dat het geen Das kan betekenen, heb ik reeds
aangetoond, en de Eenhoorn is te onbekend , om daar
van te fpreeken. t Is ondertuffehen zonderling, dat die
Woord, Difoon, maar eenmaal in de Heilige Bladeren
gevonden wordt. In de Btblta Tremellit 'er Junii wordt
het Strepficeros vertaald, dat een Beeft is , volgens Pu-
mus met regtopftaande Hoornen, welker Groeven flangs-
•wyze’ gedraaid zyn, wordende in Afrika Mddax , of, zo
men beter Jeezen zou, „Aldajjen geheten; Ywelk van t
Hebreeufch woord Difoon afkomftig fchynt tc zyn. Dit
wordt, wel is waar, voor een foort van Schaap gehouden,
en genoemd Strepficeros C,etenfis: doch wy hebben es-
zien ; dat de Steenbok of Bouc-Efiutn zeer geaiega ia op
't Eiland Creta of Candia,
I . Deel. III SHW* M 3
y. Afdeel
XXXIV.
H o o f d s
t u k .
Cents.