f. Aft>erl,
' XXXIII.
HoofdgTUK.
liïi ii\4 y
Elanden
|n Zuid-
Amerika.
magtig worden, ten zy het gekwetft ware, pf
in de Winteityd.
De Orignac is thans veel zeldzaamer en geeft
aan de Kanadieren veel moeite om hem te over-
meefteren. Zy gebruiken, hedendaags, ten dien
einde zeker Dier , genaamd Quincajou, zwee-
mende naar een Kat, rosbruin van' Hair meteen
lange Staart; ’t welk de Eigenfchap heeft, van,
pp den tak van een Boom zittende, gelyk de
Veelvraat der Noordfche Landen , af tewagten
dat de Eland onder zyn bereik komt , en hem
dan om den Hals fpringt en allengs dood b y t ,
houdende zig vaft met zyne Klaauwen en Staart,
die het denzelven om k L y f flaat. Zulk een
Pier wordt met VolTen uitgezonden , die den
Eland voor ’t zelve opzoeken , en , als het zig
op een bekwaame plaats gefield he e ft, der-
waards dryven. ’t Gene de Schryver daar van
verhaalt , fchynt naauwlyks geloofd te kunnen
worden. Hy zegt, dat de VolTen zig verdeden
, aan beide zyden en van agteren, en
door hun Blaffen den Eland juift ter plaatfë dryven
, daar de Quincajou op hem te loeren z k ,
en dat z y , als het Beeft doör k byte,n is neergevallen
, den roof met elkander, deden en op-
eeten, ten zy. die door de Honden hun afhandig
gemaakt worde.
Sommigen willen , dat in dé Boffchen van
Zuid-Amerika ook Elanden zyn. De Heer Con-
damïne zegt, dat men aldaar dien naarn geeft
aan het P ie r , ’t welk den Spaanfchen en Bortutugeezen
bekend is onder den naam van Danta, Afdeel.
en Vagra geheten wordt in de Taal van Peru, XXXIII
Tapiira by de Brafiliaanen, en Maipohri in die Woofd-
van Galibri, op de Kuft van Guajana. DewylS™ K'^
men thans weet, dat het in de middelde Berg-
agtige Wilderniffen van Peru , en daar omftreeks,
niet alleen koel , maar by uitftek koud is , zo
behoeft men zig niet te verwonderen, dat deeze
Dieren, die tot de Noorder Lugtftreek fchynen te
behooren, ook in Zuid-Amerika huisveften: maar
k is moeielyker te begrypen, hoe zy ook in Afrika
kunnen zyn. De Schryvers niettemin verfraaien
van een Beeft, by de Afrikaanen Dante of Lante
genaamd, k welk naar een Stier gelykt , doch
miffchien een foort van Buffel zal zyn. En de
Eland, waar van Kolbe , in zyn Befchryving van
de Kaap der Goede Hope, gewag maakt, zal,
naar k gene uit de Hoornen blykt, een Soort
van Hertebok zyn; indien men de Cervicapra,
die in dat gedeelte van Afrika huishoudt , dus
noemen mag. Wat deNokoko belangt, die zeer
gemeen is in k Ryk van Congo: ik twyfel of
men wel eenige reden heeft, om dezelve tot de
Elanden te betrekken.
Zonderling is de algemeenheid van het Denk- Kragtvaa
beeld, dat de Klaauw van den Eland tegen defeegeKn^ “w
Vallende Ziekte zoude dienftig zyn. Men fchynt Vallende
enkel tot die gedagte te zyn gebragt, door- Ziekte‘
dien het Dier aan die Kwaal onderhevig i s , en
z ig , door met zyn Poot te krabben agter zyn
Oorpg, of die in zyn Oór te fteeken, daar
I . Dë b i, U I Stuk. D ? van