f. Afdeel. aan de Noordzyde van den Golf van Edenburg,
^ X X X X . de Fortb genaamd, in Schotland, aan Strand
stuk. geworpen. De langte van dit Zeemonfter was,
van ’t end van den Bek tot aan de Staart, zes•*
en-veertig Voeten; het hadt op de Rug, naar
de Staart toe, eene uitpuiling als een Hoorn,
welke de Viflchers een Graat noemden. De
Heusgaten waren in de Bovenkaak, in het bo-
venfte gedeelte van den Bekgeplaatft, en Honden
van ’t end der Bovenkaak zes Voeten agt
Duimen a f; zynde agt of negen Duimen lang
en door een middelichot van een gefcheiden. De
Oogen fche*nen uitwendig, met de Oogleden
te famen, omtrent de grootte te hebben van
Oiïen-Oogen.
Snebvifch. Men begrypt hier uit, wat de reden z y , dat
de Heer L inn^eüs aan deeze Soort van Walvis-
fchen den naam geeft van OJfen-Oog. Artedi
zegt, dat de Snoet fcherp is o f fpits naar de anderen
te rekenen, en daarom zou ik denken of
de gene, die in den jaare 17 50 , op Eskevigen
By Fredrikshall, door het Volk van den Overaten
Luitenant Kolbiornjen gevangen werdt, ook
tot deeze Soort behoore. De Heer Pontoppi-
dans heeft haar, wegens de fcherpte van haar
Snoet, Balcena rojlrata of Scbnabelfifcb , dat is
Snebvifcb genoemd. Zy hadt de langte van zes
entwintig Voeten en men vondt een jong van
zes Voeten lang in haar Lighaam. Ook hadt
£ y , gclyk de Afbeelding aanwyft, drie Vinnen,
ncn| en het Oog fcbynt veel naar een Ofien- L afdeel.
Oog te zwepmen (*). XXXX
J j QQpU«
(4) Walvifch met sen dubbele Buis in 't Voor-mm.
boofd, de Onderkaak veel breeder. IV.
Muscnlus.
Hier toe betrekt de Heer L innjEüs den se- Brêeci* ö /* j
nen, die van Rajds genoemd wordt; Walvifch '
met drie Vinnen, welke de Onderkaak rond en
veel breeder heeft dan de Bovenkaak; hoewel hy
twyfelt, of dezelve van den Grocnlandfchen
Walvifch genoegzaam onderfcheiden zy. Zie
hier wat ’er Rajus van zegt.
In de Maand September des jaars 1692 werdt
deeze aan den Zuidelyken Oever van den Golf
van Edenburg, nevens het oude Kafleel van
Abercorn, op Strand gefmeeteo. De langte was
78 Voeten, de dikte evenredig. Het Monfter
hadt de Onderkaak veel breeder en wyder dan
de Bovenkaak, en half cirkelrond van figuur.
Men vondt in hetzelve geen Buis, maar, naar
’c Voorhoofd toe, vertoonden zig twee groote
Gaten, in gedaante nabykomende aan de pie-
xamidaale: deeze waren breedlt naar ’t Voorhoofd
en liepen naamver toe naar ’t engfte gedeelte
yan den Bek: zy werden door een middel
(*) Zie de ^aturï. hun .Dartacgcn. II. Th. p. 23?.
I4) Balxn a filtula duplici ia fronre, Maxilia inferiore
lïiulto latiore. A r t . Gen. 78. Syn 10 7 . Syft. A 'at. VI
Balacna tripinnis, inaxillam inferiorem rotundam & fu-
jperjpre multo latiorem habens. R a j . Pisc. 1 7 ,
J,Da«.. Ui Sivk, Hh 4