j . Afdeel, genomen , waren ieder twee Ponden zwaar. Zy
XXXXL flooten in de hollen van de Bovenkaak, zo
Hoofd- nauwkeurig, dat de Onderkaak in dezelve als
ingekaft fcheen te zyn , wanneer de Bek digt
was. De Oogen waren glinfterende en geelag-
tig, doch jklein, gelyk in de Walviftchen (*)•
De Long was puntig en van Vuurkleur, doch
klein. De Vinnen, aan de zyden van den Kop,
waren ieder maar anderhalf Voetlang, en ieder
Vinger van dezelven hadt zeven Gewrichten,
daar zy ’er in de Walviftchen niet meer dan v y f
hebben. Bovenop de Rug was een hooge Bult
en naby de Staart eene andere-, dienaar een
Vin geleek. De. Huid hadt naauwlyks de dikte
van een half Vingerbreed, maar, gefpannen
zynde over zeer vaft Vleefch, was zy ondoordringbaar
voor de Harpoen , uitgezonderd op
eenige weinige plaatfen ( f ) . Men haalde uit den
Kop tien Vaten Olie, die uitmuntende Sperma
Ceti gaf.
K a z ilo t De andere of derde Soort van Anderson',
Vinnen'6 enwordt door Brisson genoemd, Kazilot met drie
fc h e rp e ’ pinnen en feberpe T an den, die krom zyn en Zeis -
krom zyn?Senswyze I # # ? * RMUS befchryft ’er een van
dee-
(*) Wegens deeze kleinheid der Oogen, waarinhyby
de andere Kazilot?en uitmunt, zal de Heer L in n .e u s er
den Bynaani van M ic r o f s , of Klein-Oog, aan gegeven
hebben. De Oogen zyn' i e t r klein zegt B r is so n . |j | lk denk dat men hier de voorgemelde Scheering van Zenuwen, die over "t Vleefch legt, op t oóg zal hebben:
anders zou het fchynen, of deeze Yifch geen Spek
gehad hadde.
deeze Soort, die in de Maand F e b r u a r y des^Afdeel.
jaars 16.89, in de Haven genaamd Lymkils, aan XXXXL
de Noordzyde van den Golf van Edenburg, 0P gïJ^00fD';
den Oever raakte. Deszelfs Kop was zo groot,
dat hy de helft der langte van den geheelen
Vifch, de Staart daar buiten gerekend, evenaarde,
en in dikte zelfs het L y f , daar de Vifch
het allerdikfte was, overtrof. Het onderfte van
den Snoet ftalc ongevaar 2§ Voeten over de On-
derkaak heen; het bovenfteweleenszover. De
Oogen waren ongemeen klein, ja , volgens het
eenftemmig getuigenis der genen, die den Vifch
gefneeden hadden, niet grooter dan die van een
gewoone Kabeljaauw, fchoon de de langte van
den Vifch wel 70 Voeten ware. Een weinig
bbven den Snoet, in ’t midden , was het Blaasvat,
zvnde door een middelfchot in twee-en
verdeeld en met een dekzel geflooten. ’ t Getal
der Tanden was 4 2 , die altemaal de figuur hadden
van een Zeiflen, rond en een weinig plat-
agtig op zyde, in ’t midden dikker en krommer,
allengs dunner wordende, en boven aan
uitloopende in een fcherpen Kegel, wiens punt
naar binnen was gekeerd. Van onderen fiepen
deeze Tanden ook in een dunnen Wortel uit.
Hy hadt, in ftede van een Vin, op de Rug een
lange Graat.
D en 2 December des jaars 17 2 3 , werden door Zeventien
een fchrikkelyken Stormwind, met een by uit-
ftek hooge Zee , zeventien zodanige Viflcheri Hamburg
gefmeeten op de Zandbanken voor Ritzebuttel, 8elhan .
1, DSïL, III. Stuk» L 1 3