I. Afdeel, gen. Z y heeft de grootte van een jong Bokje’;
XXXIV. het Hair lang, neerhangende. De Hoornen zyn
stük.°FD' halfmaanswyze , dik, naauwlyks een Vinger
lang, en zo digt tegen 't Bekkeneel aan gedrukt,-
dat zy bykans in de Huid boorem Het Beeft
woont in Amerika.
reyêrfa Ö ) Geit met °pflaan^ë Hoqrnen, die aait de
Kleine tóppen voorwaards gekromd zyn.
Gems van
Amerika. Even eens beftaat het met deeze Soort, aan
welke de Heer Brisson den n aam geeft van
kleine Amerikdanfche Gents. Ha'are grootte is als
van een eenjaarig Bokje. Plet Hair van de Vagt
zweemt naar dat der Herten, zynde zeer kort.
De Hoornen zyn naauwlyks een Vinger lang ,
en ftaan overend, met de toppen voorwaards
omgeboogen.
. L inn^ üs verhaalt, dat deêze Geit met de
Voorgaande Soort in de Diergaarde van den Heer
Cliffort paarde en een Jong Voortbragt, ’c
. welk niet lang in ’t leven bleef. De gedaante
egter van deeze Beeften was zo Vérfchilïende,
zegt hy, dat men naauwlyks kon denken, dat
zy tot ééne Soort behoorden*
Vï. (6) Geit met de Hoornen Kegélvormig rond,
Guïneefdi am ^ en^ f lomP > krom, en aan de ingeboo-
Geirje. gón zyde rimpelig.
De
(?) Capra ' Cornifuis eredtis , apicé rsciirvis. Sv/t Nat. VI. JJ '
(6) Capra Cornibus reretibus Conicis , obtufrs, curvis’
latere incurvata rugofo, Syft.Nat. X. Capra pedibusdigito
De Heer Brisson geeft den naam van Che- jc afdeelI
brotain aan een Geftagt van Dieren, ’t welk XXXIV.
döor geene Hoornen te hebben alleen Van d e ^ o r d
overige Dieren Van zynett Vyfden Rang, dië
byna overeenkomt met deezeft Zesden Rang
van L inn^éiÏs , (dat is, Van de H&kaaüwende
Dieren of van het V e e ,) verfchillen zoude.
Hy heeft daar in v y f Soorten, waar onder dé
drie eerften zyn van zodanige Beertjes, doof
S e ba afgebeeld, als gemeenlyk Güineefche Bokjes
of Geitjes, Traguli Guin'êenfes, genoemd
worden, en die van anderen verward zyn met
het Güineefche Rheetje. Zie hier de Befchry-
ving , welke ’er Brisson van geeft.
Het is, van ’t bovenfte van de Rug tot aan Lighaanfi-
den Grond toe, maar zeven Duimen hoog, en,8eftalte-
van den top des Hoofds tot aan de Staaft, on-
gevaar een Voet lang. De Kop heeft dé lang-
te van drie Duimen, de Öoren van één Duim.
De Staart is kort, bekleed met lang, düri gezaaid
Flair , uit ros en wit gemengeld. Dë
Schenkels hebben, op de dunfte plaats, niet
meer dan een zesde Duims dikte. De Vagt
is kort en vaal, gemengd met een weinig bruin
6p ’t bovenfte van den Kop , op de Rug en aari
den Hals: de Keel, Buiken de binnenkant der
Billen , zyn wit. Het heeft in ’t geheel zesen
twintig Tandèn, teweeten, in de Onderkaak
agt Snytanden, waar van de twee middelften
Spato
hümano •anguftioribus. Syfi. Nat. VI. Cervus pufillus
Guinêenlïs. S eb. M us. I. p. io. Tab. XLII1, Fig. 3.
I. Düi.1. l i l , Smit* N 2