I. Afdeel.gens haare dikke Vagt, geheeten. By de Spaan-
XXXV. ichen zyn de Naamen van Carnero, Oveia en
Hoofd- Qordero; by de Italiaanen die van Montono of
Ariete, Pecora en Agna, Agno of Agnello; by
de Duitfchers die van Wider, Schaaf en Lamb
of Lamblin, in gebruik: de Franfchen noemen
den Ram Belier en gefneeden zynde Mouton,
het Schaap Brebis en het Lam Agneau : de En-
, gelfchen den Ram Ram of Tup, het Schaap
Scbeepe, en het Lam Lambe of Hogg. By de
Schotten is de algemeene Naam Heirtb, by de
Switzers Herman, in Poolen Owca eninSwee-
den Foar.
Kenmer- Men verftaat ’er een Geflagt van Beeften door,
welks onderfcheidcnde Kenmerken op ’t oog ge*
makkclyker dan door eene naauwkeurige om-
fchryving te bepaalen zyn. In ’t algemeen
noemt men ze Woldraagend of Wol vee; doch
in dit Geflagt komen Soorten of Verfcheiden-
heden voor, die de Vagt veel minder Wollig
hebben dan de Geiten; anderen met volkomen
Geiten-Hair. Óok neemt de Heer L inn^ us ,
en B risson in navolging van hem, het kenmerk
van de Hoornen, die van binnen hol, agter-
waards gekeerd, omgekmld en rimpelig zyn.
De Tanden komen overeen met het overige
Vee.
Soorten. B risson , die eenige Verfcheidenheden op zig
zelf befchouwt, heeft vyfderley Soorten; het
tamme of gewoone, het breedftaartige, lang-
ftaartige , het Afrikaanfche en Guineelche
Schaap
Schaap. L inn^ us betrekt de vier eerften al-1. Afdeel.
temaal onder zyn eerfte Soort, en voegt by het XXXV.
laatfte nog het Griekfche Schaap; zo dat hy sTU°K° F
drie Soorten heeft.
( i ) Schaap met de Hoornen platagtig , half-
maanswyze krom. R am .
Onder alle Viervoetige Dieren fchynen de Eigen-
Schaapen wel de domlten te zyn: zy weetenfchaPPen*
het gevaar,dat haar dreigt, niet te vermyden
en komen naauwlyks by den Menfch om haare
nooddruft. Die gemeenzaamheid, welke in de
Geiten doorftraalt, ontbreekt haar. Zy bezitten
de zagtmoedigheid tot zulk een trap, dat zy
naauwlyks geluid geeven, hoe zeer menze flaat
o f pynigt, ja ondergaan de dood byna zonder
eenige tegenkanting. Het ontneemen der Jongen,
dat de meefte Dieren verwoed maakt,
fchynt haar naauwlyks aandoening te geeven, en
men ziet ’er die onderlinge genegenheid niet in :
zo dat zy elkander naauwlyks kennen.
Deeze domheid en vreesagtigheid heeft nog
immer zo veel plaats in de Hamels of gefneeden
Rammen, als in de Schaapen. De Ram heeft
anders nog eenige dertelheid: hy vegt tegen de
andere Rammen en randt fomwylen zelfs den
Herder aan: doch als hy gefneeden is vervalt
al
( i ) O vis C o rn ib u s com p re ffis lunatis. Syft. A rat. V I .
©vis. Gesn. 0 »ddr. 138. Aldrov. Bifulc. 370.. J onst.
Qu*dr. T a b . X X I I . F ig . 1 , 2 , 3 . R a j . £ W r . 7 3 .
t D k e i . I I I S r sK .