I. Afdeel, en de Herfenen tot haare oorzaak had. Tegen
XXXV. de Luizen befmeert menze met Zalve , i be-
stuk° FD" ^ r00^ze Poeijers of wafchtze in Afkook-
zels, die dit Ongediert vernielen.
Botjes in Onder dit alles is de Bottigheid een der ge-
Fl/xxv! mecnfte en ergfte Kwaaien. Dezelve gaat al-
Fig. 2. toos met eenig Ongemak van de Lever gepaard,
in welker zelfftandigheid zekere Wormen groei-
jen , die van den Heer Redi reeds naauwkeurig
befchreeven en afgebeeld zyn, gelyk dezelven
by A , in Fig. 2 , vertoond worden. „ Zy heb-
„ ben, zegt die Autheur, de figuur van Kau-
, , woerden-Zaad, of liever van een klein, dun
„ Myrtheblaadje met een Steeltje; hunne kleur
„ is Melkagtig wit, en ’er blinken veele tak-
„ jes van Vaten, of Buisjes, in door, die uit
„ den geëlen groen zyn. Op de vlakte van hun
„ L y f is een Bek, of rond gaatje, niet ver van
,, het'Steekje. Dikwils vindt men deeze Wor-
„ men in de Galblaas, en zy zwemmen ook in
„ alle Vaten van de Lever, de Slagaderen al-
„ leenlyk uitgezonderd, waar in ik dezelven
„ nimmer heb gezien. Ik zou gelooven, dat
,, zy in de Galblaas gebooren worden, en al
„ knaagende zig een weg baanen, gaande uit
„ de Galbuizen in de Bloedvaten over, alwaar
„ z y , te zeer vermenigvuldigd zynde, de in-
„ wendige zelfftandigheid van de Lever uit-
„ knaagen en holligheden daar in maaken,
„ daar het Bloed, met Gal gemengd, Poelen
» formeert, neemende een kleur aan uit groen
„ en
„ en graauw gemengd, leelyk in ’t aanzien en j, afdeel.
„ bitter van fmaak: zo dat iemand, die zulk xxxv.
„ een Lever wel befchouwd heeft, niet ligt Hoofd-
„ daar van zal eeten (*) ” . STÜK*
De Heer Nichols , Lyf-Arts van wylen zy-
ne Majefteit, George den I I ., Koning van Engeland
, heeft onlangs aan de Koninglyke Sociëteit
een nieuwe Afbeelding medegedeeld van
deeze Wormen of Botjes uit de Schaapen-Le-
ver. Zie Fig. 2 , B. Hy merkt aan, dat het
een kleine platte Worm z y , gelykende naar
den Vifch, dien men Tong noemt; waar van
dikwils veelen in de Galbuis gevonden worden.
De eigenfehap van deezen Worm is, zegt h y ,
dat dezelve altoos een Steen en Muur bouwt tot
zyne • befchutting, welke de gedaante van de
Galbuis heeft, en dus dezelve geheel verftopt;
zo dat de Gal, hier door in haaren voortgang
verhinderd zynde , te rug vloeit in de Bloedaderen
, en die geele kleur aan ’t wit der Oogen
geeft, welke het eerfte teken van deeze Ziekte
is , gaande doorgaans de uitteering of vermagering,
en de opzwelling van den Buik,
voor ( f ) .
De oorzaak van deeze Ziekte meenen fommi-
gen te beftaan in de groote Vogtigheidder Lan-
deryën, of het te veel drinken van Water, inzonderheid
uit Slootcn, die geen doortogt hebben,
(*) R edi, De generat. lnfeüorum. pag, 502.
(f) Pbilofofb. Tranfatl. f011755-. Vol. XLIX. P. I,
$>. 247.
1 . Deel. UI Stuk,