h Afdeel
XXX»
Hoofd-
ETO Kq
.heeft (*). Zy zweemde in figuur naar een Varken
, uitgenomen dat zy verdeeld werdt door
een foort van Groef of Holligheid , welke ne-
derwaarps liep en ’er. als ’t ware een dubbele
Maag van maakte. In de fiinkerzyde, by den
Mond., was een Vleezige zelfffandigheid, vier.
Dunnen lang en Eirond van gedaante , geplaatft.
Tegenover de G ro e f, die zig uitwendig openbaarde,
was aan de bjnnenzyde een Zenuwag-
tig Heuveltje, ’r welk zig piet zo. ver uitftrek-
te naar den Bodem , dat de Maag ’er door in
twee-en werdt verdeeld. Daar de Vleezige Uitpuiling
zig vertoonde, kon men uit en inwendig
veele Putjes zien, of uit-enden van Vaten ,
meeftal rond van figuur en, wyd. Sommigen,
aan den bovenkant van de Maag , Icheenen
halfmaanswyze van gedaante, en, wanneer ee.
nige der uitwaardfe deelen van de Openingen
weg gefneeden waren, ontdekte men van onderen
kleine Gaatjes, van de uitloozende Buisjes,
in deeze Putjes. Uit de overblyvende droop,
wanneer de, Vleezige zelfftandigheid van buiten
gedrukt werdt, een Slymagtige StofFe,' die naar.
Bevergeil rook, en, als men met een Pypje in
de Openingen blies, zette zig die zelfftandigheid
{^1 Ik zou ciaar van in de Befchryving van den Eeyer»
btadz, 423 , reeds gefproken hebben , indien ik nier in ’t
XVerk der Franfche Akademiften gevonden had, dat de
Ingewanden van dit Dier , waar onder pok de Maag,
weinig byzonders hadden , en naauwlyks van die der.
Honden verichilden.
9
beid fterk uit. Wanneer men ’er het buitenfie j afdf.el-
Vlies afftroopte , zag men dat zy beftondt uit XXX.
regte Vezels, evenwydig aan elkander loopen- Hoqfd-
de, gclyk die van de Keel , en zy was bezet r
met ontelhaarc Kliertjes, die Lqosbuisjes hebben
, welke den inwendigen Rok van de Maag
doorbooren. Buiten twyfel leveren deeze die
Slymige Stoffe, waar mede de geheele Maag als
beftreeken of befmeerd is, uit, en men kan niet
zonder reden vermoeden, dat ’er andere Kliertjes
of Loosbuisjes zyn , die een Zeepagdg,
ontbindend Vogt uitgeeyen , ’t welk eenige
Galagtige fcherpte heeft; in ftaat om het kaauw-
fel van Hout en Boomen-Schors, waar mede de
Bevers zig voeden , te doen vertceren en het
Sap daar uit te trekken ; terwyl de gemelde
Slym de Wanden der Maag voor dc al tc harde
aanraaking van die ruuwe Stoffen befchut.
X X X I. H O O F D S T U K ,
Befchryving van ’t Geflagt der Kemelen 9 voaar
onder die gevooonlyk dus genoemd voorden; de
Dromedariffen of fnel-loopende Kemels; de Pe-
ruviaanfche of Hert-Kemel, en ’t Schaap van
Chili , dat de Vigonia- Wol geeft , begreepen
zyn.
/WMtrent de Rangfchikking der Kemelen is Rane-
onder de hedendaagfehen een groot ver- khikking.
fchil, naar den byzonderen trant van Verdee-
f XII Stuk, A 5