I. Afdeel, des Hoofds tot aan de Staart, dien het maar’
XXXII.
Hoofdstuk.
zeer kort heeft, drie Voeten, en die van den
Kop een half Voet. Seg e r u s bevondt de lang-
te van de gemelde Vagt, die fterk naar Muskus
rook, zes een half Vierendeel van een Am-
fterdamfche Elle , (dat is drie en een halven
Rynlandfehen Voet,) zonder den Kop te rekenen.
Men vondt ’er geen het minfte blyk van
Hoorueh of Staart aan. De Doren, welken naar
die van onze Eouynen gelyken, zegt B risson,
zyn vier Duimen lang, de Voorpooten veertien
Duimen. De Snoet is puntig. Het heeft in ’t
geheel zes en-twintig Tanden, te weeten agt
Sny tanden in de Onderkaak, en even zo veel
Kiezen, vvederzyds vier; in de Bovenkaak ook
zo veel Agtertanden, en' daarenboven twee
Hoektanden , aan ieder zyde een. De Kleur van
den Kop en Pooten is bruin, die van den Buik
en onder de Staart wit; doeh voor ’t overige
is ’t geheele L y f bedekt met Hair, dat uit geel
Kaftaniebruin en wit is gemengeld,
De Heer S egerus is zeer omftandig in de
befchryving van de V agt, welke-, zegt h y , fier-
lyke Vlakken heeft, als die van onze jonge Rhee-
bokken. De kleur van fommige Hairen was ,
op de Rug inzonderheid en op de Zyden, aan
de enden gemengeld, in eenigen uit dengeelen
Kaftaniebruin , in anderen uit den bruinen geel:
aan den Buik waren zy Afchkleuriger, doch aan
den Kop uit den witten en Afchgraauwen Kas-
taniebruin, als ook aan den Hals ', daar zy boven
De Vagt
ea 't Hair.
vendien, door een Verzameling van witteHai-[. AfdeeL'
ren, kromme ftreepen maaken , ter breedte van x x x t f.
een Vinger. De langfte Hairen, voorts, zyh
die, welke aan de Billen èn aan dén Buik, na-
by de Agtërpooten, zitten, alwaar zy den middelden
Vinger in langtê evenaarën. Vandaar,
naar den Hals toe , worden zy allengs korter;'
in dier voegen eg ter, dat zy tot zo verre dë
langte van een Pink behouden; maar aan den
Hals zelf zyn zo lang niet, en die den Kopen
Pooten bekieeden zyn de allerkortften. Deezè
laatften, tévens, zyn zeer zagt en fyn ; dè
langfte, in tegendeel, zeer dik en hard. Allen,
eindelyk, hebben zy dit gemeen, dat zy, Voör.
naamelyk omtrent den Wórtel, in dé langté
èenigërrhaate bogtig worden omgëdraaid, en zo'
broofch zyn, dat zy by dë minfte uitrekking
aan ftukken fjiïingèri. Ik heb nog nietkunneii
waarneemen dat zy hol zyn, gelyk fommigen
van ’t Herten-Hair verhaalen; zelfs niet met eeh
Mikroskoop: zy zyn egter, wat het Merg belangt,
voos. S chroeckius verbééldt zig, niettemin
, dat ’er een holligheid in deeze liairen
z y , gelyk in ’t Menfchen en ander Hair; alzö‘
hy die in de grootfte eü dikfte duidelyk waargenomen
hadt.
Deeze laatfte Schry.ver kreeg gelegenheid óm Het Mai.
drie van deeze Vagten, die wegéns haare Reuk kus Beurs”
en zeldzaamheid zeer koftbaar zyn , naauwkeu-
frg te befchouwen, en om het Ecurs'e van de
Muskus te doen openen. Het is eéö‘ weinig
Ï.Oski.. 1 X1 Stuk, C