I. AfdeelJ o jaar 1750 was in ’c Ryk van Groot-Brit-
XXXVII. tannie eene befmettelyke Ziekte onder dePaar-
Hoofd-- (jen } die met gebrek van Etensluft begon en
in de Droes eindigde; weshalven de Invoer van
Paarden uit dat Ryk door de Staaten werdt ver-
booden. In ’t voorde van ’t voorleeden Jaar
1761 hadt men in ’t Prinfenland een dergelyke
Ramp, bellaande in een Kwaal in ’t Hoofd,
die uit kwaad Vbeder en brak Water geoordeeld
werdt te ontdaan, en waar ,aan omtrent
vyftig Paarden dierven, eer dezelve ophield.
Verfchei- Wanneer men de Ouden raadpleegt ovér de
denheden. natuur en hoedanigheden der Paarden van ver-
fchillende Landen, zo vindt men (*) dat de
Griekfche Paarden byzonder in agting waren tot
den Oorlog; dat die van Achaje de grootden
waren, welken men kende; doch dat de aller-
fchoonden uit Egypte kwamen, waar Koning
Salomo ze reeds tot een zeer hoogen Prys deedt
koopen. Zy melden, dat in Ethiopië de Paarden
niet wel daagden, wegens de al te groote
Hitte van ’t Klimaat: dat Arabie en Afrika de
welgemaakden uitleverden, die zeer uitmuntten
in vlugheid en bekwaamd waren om onder den
Man te ryden of fnel te loopen. Zy merken
aan, dat de Italiaanfche Paarden, inzonderheid
die van, de Pouille, ook zeer goed waren, en
dat men ’er in Sicilië, Kappadocie, Syrië, Armenië
, Medie en Pcrfie, ook voortreffelyken had
ia
(*> Vid. Aldrov. H ijl. N u t. de Solidiped. p. 48 63,
in fnelheid: dat die van Sardinië en Corfika I. Afdeel.
klein maar levendig en moedig waren: dat de XXXVH.
-Spaanfche naar de Parthifche geleeken, en uit-ST
muntend waren tot den Oorlog: dat men ’er ook
in Tranfylvanie en Walachie vondt, met Maa-
nen - op den Grond hangende byna,. en zeer groo-
te Staarten, ongemeen lugtig en vlug ter been:
dat de Deenfche Paarden van goede geftalte;
■ de Noorfche klein doch zeer rad waren, tot
.klauteren en fpringen alsgebooren. Zybefchryven
de Vlaamfche als fterk van natuur, zeggend
e dat de Galliërs aan de Romeinen Paarden
leverden , die goed waren om Rytuigen te trekken
en Lallen te draagen: doch de Duitlche
■ Paarden geeven zy alswanllalligop, en zo liegt,
dat men ’er zig niet van bediende. De Swit- _
• zers, egter , hadden een menigte zeer goede
Ruiters-Paarden ; hoedanigen ’er ook in Hongarie
■ geteeld werden: doch die der Indiën waren
klein en zeer zwak van aart.
H e t gemelde heeft, grootendeels, nog heden Barbari-
plaats. ’t Schynt dat Arabie, inderdaad, he£pa2erden,
regte Klimaat zy tot deVoortteelingderfchoon-
fte Paarden, die men uit dezelven of onmidde-
lyk , of door middel van Barbes, dat isSpring-
hengllen of Merriën uit Barbarie, in Europa
aanfokt. De meelle Barbarilche Paarden en
-veele Italiaanfche, ja Spaanlche zelfs, zyn van
,’t Arabifch Ras. De Heer Shaw beweert, dat
men thans de bellen vindt in Egypte en in de
Heerfchappyën des Keizers van Marokko. Zy
1. Deel. U I Stuk. muil