I. Afdeel, zoar aan te merken als een goed Geneesmiddel,
XXXIII. byna voor alle en zelfs geheel tegenflrydige
*TüK?0fD~ Ziekten: in de Peft en heete Koortfen, de
Bezoar. Geelzugt, Melancholie, Kanker, Schurft,*«u
wat niet al andere Kwaaien, die geheel ver-
fchillende zyn van natuur. Evenwel, dewyl
men weet, hoe het een Grondregel in de Geneeskunde
is , dat de Levenskragten vooral
moeten behouden worden, en niemand ontkennen,
kan, dat’er een byzondere'Hartfterkende
kragt in de opregte Orientaalfche Bezoar huis-
velte; zo is dit Middel zekerlyk niet te verwerpen
in allerley Gevallen, hoedanig ook,
daar de Natuur een fpoedige onderfteuning behoeft;
’t zy tot uitdryving van deeze of gene
Giftftof, gelyk in de Mazelen en Kinderpok-
je s ; ’t zy tot bevordering van de Kraam in de
natuurlyke Baaringen, of tot verfterking der
Levehsgeellen in Kwaadaartige Koortfen. De
kleine Gifte , van een half of geheel Scrupel,
waar by men hem gebruikt, kan inderdaad niet
fchaaden, al was ’t dat hy juift geen voordeel toe-
bragt, en hy is, in allen gevalle, een Middel, ’t
welk tot Zuurbreeking en tempering der Scherpheden
dient. Hy komt ook in eenige Samenge-
ftelde Middelen der Apotheeken. Ondertuflchen
is ’t opmerkelyk, dat in de Oofterfche Landen
de Geneesheeren zeer weinig op hebben met den
Bezoar, laatende het ingeeven van denzelven
aan ’t Gemeen over, ’t welk inzonderheid op den
Aainr
AapemBezoar is verzot, gelyk ik reeds gemeld 1. Afdeel,
heb (*> XXXIII.
T a v e rn ie r merkt aan, dat de Waarde van
de Bezoar Steenen toeneemt naar dat zy groo- BeZ0ar.
ter worden, even gelyk die der Edele Geileen- waarde
ten: zo dat, indien v y f of zes Bezoars, tefamen in Geld.
een Once weegende, vyftien of agttien Guldens
kollen , reen Bezoar van een Once zwaar wel
honderd Guldens zoude waardig zyn. Hy verzekert
zelfs, dat hy ’er een van vier en drie
vierde Once verkogt heeft voor duizend Guldens.
Ondertuflchen kan men taamelyk verzekerd
zyn, dat dit meer om de zeldzaamheid
gefchiedt, dan wegens de voortreffelyker krag-
ten. Hy zegt , verder, dat hy ’er een gezien
had, uit een Koe gehaald, die agttien Oneen
woog: maar hy voegt ’erby, dat zes Greinen
Bokken-Bezoar wel zo kragtig waren als
dertig Greinen van dien uit Koeijen of Osfen,
al waren ’t zelfs Golkondafche Beellen. De
Aapen-Bezoar merkt hy aan nog kragtiger te
zyn, dan de ander, en van zulk een Waarde,
dat, als men ’er een kon vinden zo groot als een
Walnoot, daar op geen Prys zoude te Hellen
zyn.
(7) Hert met rolronde opflaande Hoornen, die VII.
aan ’t end tweetakkig zyn. ^ R h iT
In
(+) Zie • ’t I. S tuk deezer Naruurlyke Hiftorie. bladz.
396.
(7) Cervus Cornibus ramofis teretibus eredtis; futtimi-
JL Deel. I I I . .Sthk. ia