XXXVI.
Hoofdstuk.
Fee-Pefl.
Gevolgen; de doodelykheid, naamelyk van
deeze Vee-Peft. In Vrankryk heeft men aangetekend,
dat van 192 fluks Hoornvee, jong,
en óud, door de Ziekte 176 geftorven, 7 gebeterd
en 9 onaangetaft gebleeven zyn. In
Groot-Brittannie is de doodelykheid niet minder
geweeft (*). In de Zomer van ’tjaai'1745
alleen, waren in ’t Milaneefche omtrent zeventig-
duizend fluks Rundvee door de Ziekte omgekomen.
In Deenemarken werdt het getal der geftorven
Beeften, in dat Jaar, begroot op meer
dan 284827, waar onder omtrent vyf-en-negentig-
duizend in ’t Hertogdom Sleeswyk alleen. In
Vriesland heeft men, volgens een naauwkeurig
opgemaakte L y ft, van den 1 Oktober desjaars
1744 tot den i September 17 4 5 , verlooren
64596 Koeijen, 20248 Rieren en 24753 Hok-
kelingen, dat is te famen over de honderdduizend
fluks' ( f ) . Het geheelé getal der Runderen
of Koebeeften, welke, in de eerfte aanval
dier Sterfte, binnen Weftfriesland en ’t Noorderkwartier
geftorven zyn, bedraagt volgens de
Opneeming, die daar van, op order van de Hee-
ren Gekommitteerde Raaden, in ’t Voorjaar
1745
(*) Zie de Uitgez. Ftrhani, IV. Deel. bladz. 604.
(f) Eigentlyk 109597. Zie de Nederl. Jaarboeken v^p
17 5 7 , bladz. 625. Ik weet wel, men vindt in de Lyft
het algemeene getal op' 80908! Koeijen gefteld; doch
dit komt buiten twyfel daar Van daan, dat men, in de
Pemijfie en het Douceur, twee Vaarfen, als ook viep
Hokkelingen , op een Koe rekent. De Vaarfen of Pinken
fchynt men daar gieren te noemen.
1745 gemaakt werdt, 54344 fluks, oud e n afdeel.
jong; dat der gebeterden of herftelden, 7923 XXXVI,
fluks, en dat der Beeften , die gezond geblee- U°0FD*
ü STUK
ven waren, 15366 fluks ( * ) : zo dat van het ge- yeepe^
heele getal, ’t welk dan 77633 moet geweeft
zyn ( f ) , omtrent een vyfde was gezond gebleeven
en van de vier vyfde deelen, die de
Ziekte gehad hadden, was ruim een agtfte gebeterd
, de overige zeven agtfte deelen, zynde
zeven tiende van ’t geheele getal, waren geftorven.
In of omtrent het Jaar 1 7 3 7 werdt het getal M en ig te
van al het Hoornvee, uit de Boeken van de^gften in
Pagters, in geheel Holland opgenomen , en be- Europa,
vonden te zyn omtrent tweemaal honderdduizend
fluks. Dit is al een groote menigte van
V e e , dewyl ’er gerekend wordt, dat in deeze
gantfche Provintie ongevaar zo veel Huisgezinnen
zyn: doch men kan niet twyfelen, of in Dee-’ * fpjf
nemarken, van waar ons Land jaarlyks met zulk
een menigte van magere Koeijen en Osfen voorzien
wordt, zal de menigte van Runderen nog
grooter zyn. In Engeland weidt men ook ver-
baazend veel Runderen, en niet minder in
Switzerland , alwaar de Bergagtigfte Streeken
fchoone Landsdouwen hebben tot Voedzel van
die
(*) Zie de JVederl. Jaarboeken van 1757 * bladz. 698.
(f) Ik reken hier oud en jong door malkander. Ander®
en volgens 't gemeen gebruik , twee V aarfen of Pinken,
en zo ook vier Hokkelingen , voor een Koebeeft rekenende;
zou het getal minder zyn, en bedraagen in »
Hoorngeld maar 58849! Koeijea,
k O Eu. 111 Stuk.