I Afdeel. Reis- en Teerkoften begunftigd, om buitens-
XXXV r. lands zig nog meer toe te leggen op de kennis
Hoöfb- en Geneezjng ^er Vee-Ziekte. Zyne Aanmer-
*TUK. °
Fee Peü ^’n8en zYn > door bem , aan de Koninglyk
Sweedfche Akademie, te Stokholm, medegedeeld,
die dezelven, op ’t jaar 1756, in haare
Verhandelingen heeft laaten inlaflchen. Ik zal
hier een kort begrip geeven, van ’t gene hy
noopens de Kentekenen, Oorzaak, en de Geneesmiddelen,
verhaalt (*).
Kenteke- By het eerfte aankomen der Ziekte wordt in
nen' fommigen meer, in anderen minder, fchudding
of trilling waargenomen : daar op ontdekt men,
aan de Hitte van de Ooren, Ribben en Smoel,
de tekenen van Koorts, die dikwils zo hevig is ,
dat de beweeging des Bloeds in de buitenfte Aderen
van den Hals duidelyk befpeurd wordt.
De Hoornen zyn fomtyds heet, fomtyds koud,
en de een kan koud zyn, terwyl de ander heet
is. Even ’t zelfde heeft ook in de Ooren en
Neusgaten plaats, en toont de zwaarheid der
Ziekte aan. Wanneer het Vee fn de Zomer
aangeftoken wordt, houdt het gemeenlyk aan-
flonds met Eeten op; in dé Winter niet zo
fchielyk maar allengs; eerft met herkaauwen,
daar na met Eeten. Het drinkt ook weinig of
niet, en laat den Kop hangen. De meelden zyn
in den beginne zeer hardlyvrg en veele hoeften
of
(*■ ) Zie der ftèn . J jc f j t e ö . 9 fïtotl.
ïiinsen, XVIII. Th. p. 142, 221, 300,
of kuchen zeer. De Vooren in .’t Gehemelte L afdeel.
zien rcod, en uit de Neusgaten druipt een Et- xxxvr.
terige Slym. Als de Ziekte tot rypheid geko- gTy^OFD*
men is, hangt de Staart flap en dan begint de ^ p „
Loop, welke tot het end toe duurt, 'zyndefom-
wylen Bloedig. Wanneer de Oogen hunne helderheid
verliezen, en het witte geheel rood
wordt van Bloed; de Ooren , Hoornen en
Smoel, altemaal koud zynde; dan is het wel
haaft met het Beeft gedaan.
De onmiddelyke Oorzaak wordt van hem Oorzaak,
toegefchreeven aan de Dampen, die uit Beesten
, in welken de Ziekte tot rypheid gekomen
is , uitwaafemende, de Lugt befmetten., Dee-
ze Dampen, van het Beeft ingeflokt, met het
Voedzel vermengd en door de Chylvaten in
het Bloed gebragt zynde, verfnellen deszelfs
beweeging en doen Koorts ontftaan. Door de
aanhoudende prikkeling wordt het Bloed ge-
dreeven in de kleine Vaatjes, of uitgeftert in
het Vetvlies, en gaat in Etter over; als wanneer
men de Ziekte ryp kan noemen. Veele Vog-
ten, die van het Bloed afgefcheiden worden,
neemen de fcherpheid der Befmetting aan , ’c
’t welk dezelven op de een of andere wyze doet
ontaarten. Dikwils ontftaat ’er de Geelzugtof
Galziekte uit; fomwylen volgt de Waterzugc
’ er op, doch niet dan in de Winter en als de
Beeften zwak zyn van natuur.
De Middelen, welken de HeerTurfen voor Cenees-
deeze Ziekte opgeeft, zyn als volgt. ï . Eerft
J,Pssi. IIIStvk, T 3 TOOUC