376 B E S C H R Y V t N G
L Afdeel. f c h e n h y voldoet, wanneer hy ’er van.in alT
XXXVii.geraeene Termen fpreekt.
Hoofd- Het paard 'heeft den Kop langwerpig, het
?TUK. „ ,, ,
Voorhoofd plat; de Oogen ver van elkander
a f, en een weinig ter zyde geplaatft; den Bek
onder de Neusgaten, die wyd open (taan, en
door een breede Snoet van é;én gef^heidep zyn.
Dit alle? te famen, geeft ’er een zwier van
Zagtzinnigheid en Leerzaamheid aan. De Ooien
verheven op den Kop en cligt aan elkander,
geeven door hunne beyveeglykheid eene Schranderheid
te kennen, die uitblinkt in yeelerley
bedryven van dit Dier. De kleinheid van den
Kop , de langte van den Hals en de dunte der
Pooten , wyzen deszelfs Vlugheid aan : de dikte
van ’t Agterlyf en van de Spieren in ’t algemeen,
getuigen van deszelfs Sterkte. Zo dra het Paard
zig beweegt, geeft zyne Gang en Houding niet?
dan Deftigheid en Vlugheid te kennen; welke
beide Eigenlchappen men naauwlyks zal vinden
te famen gaan in eenig ander Dier.
’t Ge- By ’t openen van den Buik, in een Paard,
Warmte. vertoonde ^ig, in de eerfte opflag, niets dan
drie groote Zakken -van de dikke Darmen, die
niet alleen de dunne Darmen , maar ook de
Maag en het Net, ’t welk zeer klein is indee-
ze Dieren , geheel voor ’t Gezigt verborgen.
Een deezer Zakken was de Blinde Darm, heb,
bende de langte van twee en een halven Voet ,
en op ’t wydfte eenen omtrek van twee Voer
fep. Deeze Darm eindigde met eene vernaauwihg
wing of Hals in den Karteldarm, die de twee I. Afdeel.
andere Zakken maakte, hebbende, met den X X X V I I .
Endeldarm te famen , de langte van een-en-
twintig Voeten. De wydte van den Karteldarm
was zeer ongelyk: hy fcheen als in verfcheide
portiën te zyn afgedeeld, en was aan de Wanden
met vëele Geilen o f Uitzettingen , waar in
buiten twyfel de Keutels worden gefatfoeneerd.
De dunne Darmen hadden eene langte vanzes-
en-vyftig Voeten , ’t welk voor het geheele Kanaal
der Darmen, van de Maag tot aan het
Fondament, zeven-en-zeventig, dat is, met den
Blinden Darm, omtrent tagtig Voeten geeft.
Zie hier het Kanaal der Darmen nog langer D eM a a g .
zelfs dan in de Kemel, die grooter is ; en ongelyk
wyder ( f) : ’t welk tot een nieuwe bevestiging
ftrekt van ’t gene ik omtrent de Vertee-
ring in verfchillende Dieren heb aangemerkt.
Dewyl het Paard, naamelyk, niet herkaauwt,
en egter Voedzel gebruikt, dat eenelangduuri-
ge werking der Ingewanden behoeft, zo heeft
de Natuur hier voor zorg gedragen, door die
groote ruimte van het Darmkanaal. Dus kan
’pr het Voedzel zeer lang in vertoeven. De
Maag i s , in het Paard, niet, gelyk in de her-
kaauwende Dieren, vierdubbel, maar enkeld,
en zweemt naar een Zakpyp, gelyk in de Menfch.
Haare omtrek was drie Voeten, de opening van
het Portier, in denTwaalfvingeren-Darm, v y f
Dui'
(* ) Z i e b la d z 1 9 , hier vo o r.
I. D eel, H l Stuk. A a ?
I I
« jij- . F