I. Afdeel. ke een uitpuilende Verhevenheid maakt, vindt
XXXI. men onderaan de Borft: deeze was, in hunne
Hoofd j^eme] agt Duimen lang, zes breed en twee
STUK«
dik. By het doorfnyden van die Eeltagtighe-
den, vonden zy een Vergaaring van Etter, die
hun befluiten deedt, dat het wel waar kon zyn,
gelyk fommigen willen, dat de Kemels de Jicht
of Pyn in de Gewrichten hebben,
inwendige De inwendige deelen kwamen onze Ontleed-
deden. kundigen voor , veel te gelyken naar die van
het Paard : doch de Gal was niet , gelyk ge*
woonlyk, in een byzonder Blaasje vervat , en
de Maag hadt eenige overeenkom!!: met die der
Herkaauwende Dieren. Dit Ingewand, egter,
was wel in vieren verdeeld, doch men vondt
’er dat verfchillend maakzel niet in , ’t welk
. plaats heeft in de vier Maagen van het Hoornen
Wol vee. Zy waren , in de Kemel, alleen-
lyk onderfcheiden door zekere vernaauwingen,
welke maakten dat de eerfte Maag , die groot
en ruim was, een andere zeer kleine voortbragf,
waar op een derde volgde, zo groot niet als de
eerde, maar veel langer, en de vierde, einde-
ly k , kwam in grootte en gedaante met de tweede
overeen.
Zakken in Boven aan de tweede Maag vonden zy veele
de Maag. vierkante Openingen, die ingang gaven tot omtrent
twintig Holligheden, als Zakken geplaatf!
zynde tuflchen de beide Vliezen, waar uit de
zelfdandigheid van de Maag is famengedeld.
Op ’t zien van deeze Zakken dag-tsn zy , dat
die
dié wel de Ontvangplaatfen konden zyn, in wel- [ Afdeel.
ken PtiNiüS zegt dat dé Kemels het Water zeer x\XH
lang bewaaren , ’t welk z y , als ’er gelegenheid Hoofd-
toe is, in gfoote Veelheid drinken, om ’er ver- TU ’
vólgens dienft van te hébben op hunnen Togt
dbor drooge Zand-Wdeftyhen , en ’t welk de
Menfchen zelfs, fomtyds, uit gebrek van Water
de Kemels doödendë; nog in derzelver Lighaani
Vinden.
De Darmen wafen van vierderley fooft. De 'tGedarin-
eerfte, by dén uitgang van de vierde Maag be-te'
ginnèndè, middelbaar van dikte , Zes Voeten
lang: dé tweede,’ tef langte van twintig Voeten,
gefronfeld én geplooid, ja als in veèle Celletjes
verdeeld : de derde dikker en tien Voeten
lang : de viërdè en laatfte de allërdunfte,
maakten zésentwintig Voeten(*) uit: zo dat het
geheele Kanaal der Darmen meer dan zeftig
Voeten lang was eh het zou nog veel langer ge-
weeft zyn , indieh men de Pimpels en fronfe-
lingen had ontplooid: dat is tien of twaalfmaal
de langte van den Kemel. Hiër ziét mén wederom
hoe dé Natuur voor Dieren, welker Ver*
teering by uitftek langzaam is , op éen byZo’n-
dere wyze heeft gezorgd ( f) .
Het maakzel van de Tóng was ook zéér zon- foSés
dcrling. In plaats dat alle Tongen byha , dié
ruuw
(*) Zes èn vyftig Voeten vindt mén in de Outrages
kdoptéz , maar dan komt het niet overeen met de langte
van 't geheele Kanaal , welke 'er op 1 1 Toifes of óé
Voeten geüèld wordr.
,if) Vêrgelyk bladz. 4V
ï. Desu JU Stuk.. B 2