' I. Afdeel. Cctcbalots, welke benaaming, afkomftig van de
XXXXf. BiskaijerSj in ’t Nederduitfch Kacbelotten is over-
Hoofd- .
ïïüK. genomen, en Lazilotten uitgefproken wosdt ( * ) ;
hoewel men ze ook PotviJJ'cben of Pot-Walvis-
fchen, wegens de dikte van den Kop, gewoon
is te noemen, en fomtyds, op ’c Hoogduitfch,
Pots-Wabl.
Kenmer- De Kenmerken van den Kazilot, die hem
ken. van den Walvifch onderfcheiden, zyn , volgens
den Heer Brisson, dat hy in de Onderkaak
Tanden heeft, en in.de Bovenkaak hollen om
deeze Tanden in te neemen. L inNyEüs voegt
’er by ,dat hy in de Kop, o f in ’t Voorhoofd ,
maar één Buis of Blaasgat heeft en de Walvifch
een dubbelde Buis of twee Gaten, ’c
Schynt dat in de plaatziDg van dit Gat een mer-
kelyk verfchil z y ; dewyl fommigen het, volgens
Brisson, in de Nek hebben, anderen in
de Snoet.
Soorten. De voornaame onderfcheiding der Kazilotten,
zo wel als der Walviflchen, is , volgens hun
beiden, dat eenigen een Vin op de Rug hebben
, behalve u nne twee Zw emvinnen, gelyk
de Vinvifch; anderen deeze Vin ontbeeren.
Bris-
(*) Oneindig, b yn a , is het verfchil der Spelling van dit
W o o rd , t welk fommigen Cachelot, Cagelot, en , op ’t
ongerymdfte, l^angelot fchryven. De C o fK maakt in de
Uitfpraak geen v e rfch il, doch voor ’t overige meen i k ,
dat men dezelve niet meer kan begunftigen , dan met
lyazilot te gebruiken, 't welk door alle Nederlanders
gemakkelyk nagefproken wordt en zeer naa overeenftemf
met het denkbeeldvan den Taalkundigen L .T i t jK * T E ,d i e
Cajjitct fchreef o f Cajltliot.
Brisson telt vier van deeze laatften op, en drie { Armru
met drie Vinnen. L in m u s heeft van ieder XXXXI.
twee Soorten, als volgt. Hoofdstuk.
1 ( 1 ) Kazilot zonder Vin op de Rug, met een T
Buis in de SnoeU Catodon.
Deeze Soort, die van den Heer Brisson de
kleine Kazilot genoemd wordt, is zeer weinig
bekend. Men weet alleen uit de Befchryving
van Rajus, dat ’er ten zynen tyde verfcheide-
ne by de Haven van Kairfton, op den Zuidweft-
hoek van Pomona} het grootfte der Orkadifche
Eilanden, benoorden Schotland, aangekomen
zyn, waar van de grootften niet langer waren
dan 2 4Voeten; een grootte die klein is onder
de Walviflchen. De Kop was rond; de gaaping
van den Bek klein. De Tanden kwamen maar
een half Duim uit de Kaak en waren plat van
boven. Hy onthoudt zig in de Noorder Oceaan.
Nog een kleine Soort wordt door den Heer Wityifch,
Brisson voorgefteld onder den naam van Witte
Kazilot, die gemeenlyk, by de Groenlandsvaar
ders, Witvifch genoemd wordt wegens de kleur,
welke geelagtig wit is. Hy heeft de langte
maar van vyftien of zeftien Voeten, doch is,
naar zyne grootte, taamelyk vet. R ajus hadt
hem albus Piscis Cetaceus geheten, en Ander-
son , by wien hy de elfde Soort is van Walvisfchen
,
(1) Phyfeter Dorfo impenni, fiftula in Roftro Syih
Nat, X. Catodon fiitula in Roftro. Ar t. Gen. 78. Syn.
108. Balsena minor, in inferiore Maxilla tantum dentata«
fine Pinna auc Spina in Dorfo, R aj. Pisc, iy,
1, D s e i , III, Stuk, Ü 4