ït> B E S C H S V V I N G
I. Afdeel. andere een Wyfjes Kemel, die maar drie Jaareri
XXXI. gezegd werdc oud te zyn, en niettemin den 14
Hoofd- February van ’t volgende Jaar , op de Kermis
Van St. Gerniain, een Jong voortbragt, dat eg-
ter maar drie Dagen leefde. Deeze Wyfjes K&.
mei was nog zeer klein, doch fchèen niettemin
van gemelden Dromedaris bevrugt te zyn: want
de drift deezer twee Dieren jegens elkander was
ongemeen , willende zy niet eeten , drinken
noch ruften, indien men de eerie van den .anderen
afzonderde.
Lighaams- De Franfche Akadémiften geeven ons dé Ont-
geftalte. leedkundige Befchryving Van een Kemel , die
van den top des Hoofds tot aan den Grond zeven
en een half Voet hoog was ; vyf en een
half van ’t opperfte van de Bult gemeten ; dé
langte zeS en een halven Voet, dié vah de Staart,
met het Hair, twee en een half; deKopeen-en-
twintig Duimen , vdn ’ t Agtefhoofd tot aan ’t
end van den Snoet. De Kop is derhalven klein ^
naar het L y f gerekend, en de Hals by fter lang, anders
zoü dit Dier , in poftuur , veel haar éert
Paard of Ezel gelyken. Ook verfchilt het daar
van, in ’t uiterlyk aanzien zeer, door de Bult, welke
het op de Rug heeft, beftaande grodtendeels
uit zeer lange Hairen , die als ovérend ryzén.
Sommigen merken aan, dat deeze Bult uit Vet
óf Vleefch beftaat, dóch deeze Akademiften bevonden
dat in. hunne Kemel, wanneer men dit
Hair met de Hand neerdrukte , geene aanmer-
kélyke Verhevenheid overbleef. Dérgèlyk lang
Half
v i s d e K e m e l é n . t 1
Hair was ’er ook op den Kop en onder aan deng Afdeel.'
Hals, van vooren; zynde, voor ’t overige, het x x x r.
eeheele Lighaam, omtrent als de Koeijen, be- Hoofd- V o *' STUK»
kleed met kort Hair, zagt op ’t aanraaken, en
grysvaal van kleur, maar het end van de Staart
beftondt uit lange ftyye Hairen, als die der Paar-
de-Staarten.
De Pooten maakèn een aanmerkelyké Byzon-Ds Pooten.
. derheid in dit Dier uit. ’t Verfchil der Schry-
veren ,• waar van wy hier voor fpraken , of zy
met Hoeven of met Klaauwen zyn gewapend,
komt daar uit voort, dat de Voetzoolen wel van
boven zyn gefpleeten , doch van onderen met
een Vleezig. KufTentje voorzien , gelyk in de
Beeren en Katten plaats heeft, hebbende de twee
Toonen elk aan ‘t end een Nagel. Dit Kus-
fentje, dat met een dik Vel bekleed is , maake-
ze zeer bekwaam , om in ’t Zand te loopen;
doch op Steenagtige Gronden kwetzen zy dik-
wils de Pöoten , ’t welk de Karavaanen , in ’t
överreizen der Gebergten, zeer belemmert.
Voorts verfchilt de Kemel van de andere Die- Eehagtig.
ren door zekere Eeltagtigheden, waar op hy inhedea'
’ t leggen ruft.-? ’t Getal derzelven is aan de Bee-
nen zes; te weeten vier aan de Voorpooten, op
ieder plaats daar zy zig buigen ; de bovenften
aan de agterzyde, maar weinig van het L y f af?
de onderften aan de voorzyde , omtrent op ’t
midden van het Been: aan elke AgterpoOt hebben
zy ’er één , omtrent ter hoogte van dén
bovénften der Voorpooten. Een zevende, Vrel-
s. oeeè.’ ui stvk. R fee