I. Afdeel, te van Lapland niet bekend geweeft. In de tyd
XXXIil. van v y f Jaaren is , door dezelve, ’ t geheele Tor-
Hoofd- neafciie Lapland byna van alle Bofch-Rendieren
STUK. r j
Rendier oncbloot geworden. Zo dra deeze Kwaal het
Beeft bevangt , begint het moeielyk Adem te
haaien; de Neusgaten worden oogfchynlyk groo-
ter: de Oogen ftaan en blyven wyd open. Dan
is het zo verwoed, dat het iedereen met de Hoornen
ftoot en ter Aarde fmyt. Het eet niettemin
o f ’t gezond ware, doch herkaauwt niet, en gaat
meer leggen dan de anderen. Alle, die van deze
Ziekte worden aangetaft, fterven, en daar is
geen Geneesmiddel tegen ontdekt; weshalve de
Laplander, zodra hy eenig blyk daar van in een
Beeft gewaar wordt, aanftonds hetzelve flagt,
om ten minfte de Huid te behouden, die anders
zo dun wordt als Papier en geheel tot het gebruik
ondienftig. Indien men de genen, die ’er
aan geftorven zyn , opent , worden alle Ingewanden
flap en week gevonden; de Milt, inzonderheid
, is zeer klein en als geborften, en ver-
fcheide hebben een Schuimagtige Stoffe in de
Herfenemen omtrent de Longen. Tegen de gemelde
Kwaaien is men thans gewoon de Huid
van ’t Beeft met Teer te beftryken, zo wel als
tot befchutting voor de Horfels (*).
Leeftyd. De Rendieren krygen, van de Laplanders, ieder
Jaar een nieuwen Naam , tot dat zy zeven
Jaaren oud zyn, en dan fterven de Mannetjes gewoon
(*) vAmotnit. ^(end. at fupra.
woonlyk, uitgenomen die gefneeden zyn , wel- j, Afdrel.
ke fomtyds den Ouderdom van veertien, of zes- XXXIII.
tien Jaaren op ’t hoogft, bereiken. Van de tam- Hoofd-
J A > STUK
me Rendieren kan dit met zekerheid geweten
worden, dewyl de Eigenaars hun ieder by naa-
me kennen en onderfcheiden, even als de Boeren
in ons Land hunne Koeijen. Geiheeden zyn-
de leggen zy de Hoornen jaarlyks a f, en krygen
nieuwe, gelyk de Herten. Gemeenlyk, egter,
worden zy van de Laplanderen, eer zy tot dien
Ouderdom komen, geflagt; en de meefte Bul-
kalvers nog zeer jong gefneeden. In September
is ’t de Bronstyd der Rendieren , wanneer hunne
Hoornen vervellen. Hunne togdgheid is zo groot,
en put fomtyds de kragten zodanig uit, dat zy
het befterven moeten. Het Wyfje draagt drie-
en-dertig Weeken, zo dat zy gewoonlyk in de
Meymaand kalft , werpende twee Jongen te
gelyk.
Men heeft , in eenige deelen van Lapland, Vang(l
reeds alle wilde Rendieren tam gemaakt of uit- ^cr wilc*e
geroeid; zo dat ’er in de Gebergten , welkeRendleien’
bewoond worden, weinig meer te vinden zvn *
doch in die van Dalekarlie zwerven zy by troe -
pen van wel honderd teffens. Om de wilde
die wel eens zo groot als de tamme zyn, en
harder van Huid, te vangen, wordt van de Laplanders
deeze lift gebruikt: zyftellen’e r , inde
Bronstyd, tamme Wyfjes aan ten toon, die
van dezelven befprongen worden, en dan veel-
tyds een derde foort van Rendieren, welke fteri.
Dïel. iiistvk. H 4 ker