L Aföeel. kort: de Lippen, en vooral de bövenfte, zyfi'
XXXIII. groot en dik; de Ooren lang en gelykende naar
Hoofd- g ze]s_Ooren ; de Staart zeer kort. Het heeft
STUK.
Eland een wy^en Smoel. Van agteren is. het L y f hoö-
ger dan van vooren en grysvaal of bruin, geheel
bedekt met lang Hair. De Hoornen zyn
van den Wortel af plat,' en met eenige uitftee-
kende Ponten:
EenWyfje Op de Kermis van Sc. Germain , in ’t Jaar
leitoond I 752 ’ heeft men een Wyfjes Eland vertoond,
die drie Jaaren te vooren gevangen was in een
Bofeh van Klein Rusland, toebehoorende aan
den Gham der Tartaaren. DefZelvef hoogte
waS, toen men haar ving, zes Voeten en zeven
Duimen , de langte tien en de dikte in den omtrek
agt Voeten geweeft; doch zy is door den
tyd nog veel zwaarlyviger geworden.-Het Hair
geleek naar Varkens-Borftels; de Ooren waren
anderhalf Voet lang; de Bovenlip een half Vóet
langer dan de Onderlip: van agteren zweemde
z y , in portuur, naar een Hert: onder den Hals
droeg zy een grooteh Baard, als de Geiten. In
’ t midden van ’t Hoofd, turtehen de Ooren,
vertoonde Zig een Been van grootte als een
groot E y : de Neusgaten waren vier Duim’lang
ter wederzyde van den Snoet. Dit Dier at da-
gelyks dertig Ponden Bróód, beh'alvén ’t Hóóy,
* ên dronk agt Emmeren Waters. Het was geheel
tam gemaakt.
tje Hocrf- De Mannetjes-Ëland draagt Hoornen <> die,
Ma van ’t n0g leer cn j^akbeöDfÉ zyndè} tot bekleedzél
Maunétje. ° -h
cbi
hebben een zagte Wollige Huid , welke hun r. Afdeel;
voorde Koude befchut, tot dat zy een genoeg* XXX UL
zaame hardheid hebben gekreegen. By deng^ ° ofD‘
Wortel zyn zy eenigermaate rónd, doch verder £/arj
ftrekken zy zig wederzyds als platte Vleugels
uit, die fointyds wel de dikte krygen van twee
Vingerbreedten., met eenige uitfteekende Pühten
aan de kanten: In grootte fchieten zy by de Hoornen
van het Hert te kort; want de langte is zelden
meer dan twee Voeten, de breedte wel twee
Handpalmen aan het'end. Hoe gróoter déêZé
Hoornen zyn, hoe koftbaarder men dezelvên sfgt;
wantzy worden dikwils, tot fieraad, alsArmblakers
gebruikt in de Paleizen der Grooten. Men heeft
’ er gezien met zeventien; agttien, ja twintig
Hoorntjes of Knoppen, en zö breed, dat ’er twee
Man bekwaamlyk op zitten konden. Jaarlyks
vallen deeze Hoornen in ’t Voorjaar a f , en ’t
fchynt dat het Dier zig door wryven aan de Boo-
men, wegens de Jeukt, die het miilchien hééft,
daar van verloft. In de Herfft is het wederom'
met nieuwe Hoornen voorzien.
De Eland, die door de Franfche Akadefhirten, Lighaams
ontleed werdt (*) , hadt niet meer langte danseilake'
v y f en een half Voet, van ’t end van den Snoet
tot aan ’t begin van de Staart, die maar twee
Duimen hieldt. ’t Dier hadt geen Hoornen,
als een Wyfje zynde. De Hals was kort en dik,
negen Duimen bfeed en la’ng. Dé Ooren hadden
(*) Ouvragesadoptéz. Tom. 1. 1 Part, p,
I. Dïeu in SrÜK. D