Rendier vaft aaneen foort van Schuitje, Pulka Aidf-eu
genaamd, van vooren fcherp toeinopende, om XXXIII.
de Sneeuw te fplyten, en een Menfch, half HoorD*
zittende half leggende in dit Rytuig, kan ’er *
den grootften fpoed mede maaken, behoudens
dat hy niet bevreesd z y , alle oogenblikken om
te tuimelen of begraven te worden in de Sneeuw.
In ’t algemeen is het portuur in de Pulka's zo
ongemakkelyk, dat men, na eenige Uuren ry-
dens, het Lighaam als gerabraakt zig verbeeldt.
Zie hier, hoe men zig van de Rendieren , ge-
meenlyk, tot de Reistogten in Lapland bediene.
In ’t begin van den Winter worden, met tak- steedeken
van Denneboomen, de Wegen naar de Volk-vaart der
rykfte plaatfen afgebakend. Naauwlyks is deren‘,
eerfte Sneeuw tot een hol Spoor geworden, of
de Wind vervult dit Spoor met nieuwe Sneeuw,
en deeze wordt wederom plat gereeden. Ver-
fcheide herhaalingen maaken- dus het Spoor, ’t
geen \ wanneer de Wind ofSneeuwjagt hetzelve
gevuld heeft, niet te onderfcheiden is, tot een
foort van Dykje van plat getreeden Sneeuw,
daar men flegts een weinig, ter regter of flinker
hand, van afwykende, in een Afgrond van
lofle Sneeuw nedertuimelt. Al de voorzigtigheid
bertaat derhalve in het Spoor wel te houden,
dat doorgaans in ’t midden is uitgehold door een
Groeve, welke ’er van de voorafgegaane Sleede
in is gemaakt. Maar in ’t diepfte van een Bofcb,
op plaatfen die weinig bezogt worden , heeft
men zulke Wegen niet: de Fin- en Laplanders
i, psst. iiistvk, G 2 kun