| ArnEEï-.
XXXVII.
'Hoofdstuk.
E z e l.
Orjeegakken,
ïylghaamS'
geftalte»
afgemat zyn. Men kent den Ouderdom der
Ezelen insgelyks aan de Tanden, die zy onj
den zelfden tyd, en in de zelfde orde , ver*
winden.
De Heer de Buffon verzekert, in overeen,
komft en in navolging van Atustoteles en Pl i -
nius, dat, onder alle Dieren die met Hair bekleed
zyn, de Ezel ’t allerminfte Ongediert
hebbe , en dat hy nooit met Luizen zy geplaagd:
maar Redi bewyft door de Afbeelding, welke
hy van de Luis des Ezels geeft, dat de Ouden
daar in hebben misgetaft. Doktor Pauluni
(preekt, in zyne Ezelbefchryving, ook in ’t bree-
de van die Luizen. Volgens deezen Schryver
wordt de Ezel zo dronken van de Dolle Kervel
te eeten, dat hy als dood neervalt; doch
'deeze dronkenfchap gaat over, wanneer men
hem in koud Water dompelt. Een ander merkt
aan, dat de Italiaanen, zonder eenig hinder,
de Ooren afipyden van hunne Ezels, gelykmen
by ons de Honden en fomtyds de Paarden doet,
om de Geftalte te verfraaijen, ’t Schynt dat dit
Dier zo veel Kwaaien niet onderhevig z y , als
de Paarden, en de Droes, daar het niet geheel
vry van is , was de eenigfte Kwaal, welke de
Ouden daar in opmerkten.
•„ Men onderfcheidt gemakkelyk en in de eer-
„ fte opftag van het Oog (zegt de Heer Daü-
„ benton ,) den Ezel van het Paard; nimmer
„ verwart men deeze Dieren ondereen; zelfs
„ fchoon men ’ er zag, dié naauwkeurig van de
„ zelf-
„ zelfde kleur en grootte waren: nogthans,
„ wanneer men naauwkeurig nagaat de verfchil-
„ lende, uitwendige deden des Lighaams van
„ den E z e l, en ze vergelykt met die van het
„ Paard, bevindt men zo veelovereénkomften
„ een zo volmaakte gelykenis van ’t een naar ’t
, ander, dat men verwonderd ftaat, hoe hun
„ Samenftei zo kennelyk verfchillen moge. Even
„ ’t zelfde is ’t , wanneer men ’t Lighaam opent,
9, de Ingewanden ontbloot en voor ’t Gezigt
„ brengt, en de Oogen flaat op het Geraamte
,, van den Ezel en het Paard. Hoe meer men
„ deeze Dieren uit en inwendig befchouwt,
hoe meer het eene met het andere vergelykt,
„ hoe meer men in verzoeking raakt, om ze
„ te houden voor Dieren van een zelfde Soort.
„ Immers de Verfchillendheden, dieziginfom-
,, mige Lighaamsdeelen openbaaren , en tot on-
„ derfcheidende Kenmerken van den Ezel ver-
„ (trekken; gelyk, dat hy kleiner is van Ge-
„ ftalte, de Ooren en de Staart langer heeft en
„ de Maanen korter dan het Paard; dat zyn
„ Staart alleen maar Hairig is aan ’t end: dit
»> zyn geen weezentlyke Kentekenen van ver-
,, fchil, dewyl dezelven (legts in meer of min
„ bellaan, en men nog grooter Verfehillendhe-
„ den, van dat (lag, in Dieren van een zelfde
„ Soort ontmoet ” (*)•
De Heer Daubenton brengt de Honden b y ,
om
(*) Defcription de
I.D*ki. 111 Stuk. B b 4
I. Afdeel.
XXXVII.
Hoofdstuk.
Ezel.
Inwendige
deel en.