l. 4 fdeel. 55 lyk men zien kan in Fig. 6 ; alwaar A de
XXXV. „ Voorhuid verbeeldt, die overlangs, en B
êt b ° FD" ” ^iet Hoofdje, dat overdwars is doorgefneeden ,
F)* 6 ” zonder eenig blyk van een doortogt of Ka-
,j naai: G het geutje, dat zig langs de Roede
„ uitftrekte : D het Aarsgat o f Fondament: E
„ de Endeldarm: F de plaats daar de Water-
3, gang eindigde, en door welke de Waterloo-
,, zing gefchiedde : G , G de Zaadblaasjes:
,, H , I , Styletten, die dn den Watergang ge-
„ bragt zyn, dwars door de Afvoerende Buizen
,, K , K , om de Openingen L , L , van de
,, Zaadblaasjes aan te wyzen: M , M de Bal-
3, len: N , N de koordjes der Zaadvaten: O
„ de Blaas en P , P de Pisleiders. Men vondt,
3, ter plaatfe daar de Lyfmoeder der Schaap en
„ gelegen is , twee Vleezige Lighaamen Q, Q ,
die in den eerften opüag, door hunne figuur
„ en plaatzing, eenigermaate fcheenen tegely-
„ ken naar een verwelkten Lyfmoeder; maar
3, by naauwkeurig onderzoek vond ik geen over-
3, eenkomft van dezelyen met dit Ingewand” .
’ t Is opmerkelyk, dat de Heer R uisch in
zyn Wyfjes-Hermaphrodiet- ook iets vondt dat
naar Ballen geleek: weshalve men evenwel zou
mogen denken, of ’er eenige vermenging van
de beiderley Sexen, in deeze beide Onderwerpen
, had plaats gehad. Deeze Mannetjes-Her-
maphrodiet, egter, was, zo min als die .van
R uisch , in ftaat tot de verrigtingen der beide
Sexen, zelfs niet tot die van een Ram; of
■„ h felioon
fchoon het fchcen te blyken, dat hem , behal-1. Afdeel.
ve den doorgang in de Schaft en ’t Hoofdje, XXXVh
niets ontbrak, t gene tot de Vooitteeling io STUK>
een Mannelyk Beeft vereifcht wordt.
Het Schaap is zekerlyk een der allernutigfte ,>rofyf van
Beeften. Deszelfs W ol, Huid, Vleefch, In- ,n
gewanden, Smeer , ja de Drek of Reutels zelfs, sneuen,
worden van den Menfch gebruikt, t welk aanleiding
gegeven heeft tot het algemeeq bekende
Spreekwoord: ’t is. al goed dat van ’t Schaap
komt. Sommigen rekenen zelfs, dat de Schaa-
penweidery voordeeliger z y , dan het vetweiden
vanOfien ; ’t welk zekerlyk in drooge, fchraale,
zandige Landsdouwen waar is. Zie hier, hoe
men in Sweeden de Rekening opmaakf. V y f
Schaapen hebben niet meer Voedzel noodigdan
één Os, en leveren egter meer uit: want vyf
Schaapen geeven jaarlyks, in de Herfft, tien
Pond befte W o l, en ’s Voorjaars tien Pond geringer
Poort, waar by men tien Pond mag voegen
voor de Wol der Lammeren: dit maakt dertig
Pond , en bedraagt, voor tweehonderd Schaapen
, 450 Zilveren Daalders : hier by tweehonderd
Lammeren van 2 Daalders het ftuk, dat
is te famen 850 Zilveren Daalders, o f, omdat
dezelven ieder nagenoeg 18 Stuivers Hollandfch
Geld doen, 765 Hollandfche Guldens, en dus
het profyt van de v y f Schaapen te famen 19
Guldens en 5 Stuivers in ’t Jaar (*)•
Zonderling is ’t , dat in Sweeden de Schaapen Scheertyd
rwee- in''ratlk-
ryk.
Uit de ^Acad. van L innveus. Vol* IV. p,
I, Deel. UI. Stuk. Q 4