I. Afdeel, daar de voornaamfle rykdom der Landlieden
Hoofd ^ ^ ^ beftaat’ zeer gemeen. Men vindtze
stuk.0F * 00^ aan ^ aaP menigvuldig.
II. (2) Schaap met hangende Oor en, groote Keel
Gmneiljlu kwabben, bet Agterboofd uitpuilende.
Guineefehe«
Dit noemt men gemeenlyk het Guineefcbe of
Angolafche Schaap van Marcgravius, die ’er,
in zyne Hiftorie van Brafil, een goede Afbeelding
van gegeven heeft, gelyk ook J ohnston,
op Tab. X L V I , onder den naam van Aries Gid-
neënjis. De Ingezetenen van Congo noemen
hetzelve Memerian bacala. Het verfchilt van de
gewoone Schaapen grootelyks, door zyne lange
hangende Ooren, en wel inzonderheid door dë
Vagt, die niet met Wól, maar met kort Bok-
ken-Hair bezet is , uitgenomen aan de Keel en
Hals, alwaar het een ruime Kwab heeft en een
groot bos draagt van lang Hair. Klein houdt
het, zo ’t fchynt, voor den witten Ram der
Ifraëliten of den T^erzoen-Hok ? doch Brisson getuigt
, dat de kleur verfcheiderley is , gelyk die
van onze Schaapen, daar het in grootte weinig
van verfchilt. Sommigen fchynen het met den
hier voor befchreeven Bok, die ook zulke lange
neerhangende Ooren heeft, en Caper Mam-
brinus genoemd wordt , verward te hebben,
en
(2) Ovis Auribus pendulis, Palearibns laxis, Occipife
prominente. S0 . Nat. VI. Aries Guineënfis five Angolen-
us, Marcgr, Brafil, 264. Raj. Qaadr. 75%