F1' • I i iVü
B H V t ó f l l ■ IHI
t l l l f
ÏIÏPH&^: ji
m ; ;
ij
§
H
mm
m,A
I Sf! I ||l|
[i E i
tl III li
u i
A fdeel BIoemPlanc» zeer gemeen, en fpeelt aldaar
A £ T ‘ met eene oneindige Verfcheidenheid van enkel-
H oofd- de en dubbelde, omgekeerde en gefternde JBloe»
stu k . meDi D g Kleur \s gemeenlyk uit den blaauwen
vige. ' o f paarfch; doch ook wit o f bont, groenachtig
enz. Z y zyn zo aangenaam en vermaakelyk om
te zien , zegt M d n t i n g , als eenige Bloem
zyn mag. Men noemtze fomtyds Klokkebloemen,
doch gemeenlyk Akeleijen , in ’t Höogduitfch
Ackeley, in ’t Franfch Ancholies o f Ayglanti-
nes, in t Engellch Colotnbines, In Italië geeft
men ’ er ook den naam van Celidonia maggiore,
dat is Groot Schelkruid, aan. Daar groeit eene
Verfcheidenheid in Siberie, die de Bloemen
blaauw heeft, met de Honigbakjes witachtig
gerand.
t Gewas is iedereen bekend. Sommigen pry-
zen de Tindtuur der Bloemen in Gorgeldranken
aan eu het Afkookzel der Wortelen tegen ’t
Scheurbuik. Van het Zaad wordt inzonderheid
als een uitdryvend Middel, in Fokjes en ander
Uitflag, gebruikgemaakt. Het zoude, volgens
Clusius, zelfs de Kraam bevorderen.
jSaJm ^ Akeley met regte. HoniSbakjes , korter
Alpino. dan de Lancetvormige Blaadjes.
Aipilche.
In
(2) Aq ui legio Neftariis redtis, Petalo Lanceolato breviori-
xibus. Aquil. Montana magno Flote. C. B. Pin. 144. Prodr.
7 f. J. B. Hifi. JII. p. 484. RAJ. Hifi. 707. HALL, Helv.
310.
In Switzerland vondt B u r s e r u s deezeby IV.
de Bladen van Pfeifers en S c h e u c h z e r bo-A^ £L*
ven de Alpifche Valey , Waldnacltt genaamd.Hoofd*
Dat het geene Verfcheidenheid vaö de gemeeneSTüK‘
Akcleyeu is, blykt, niet alleen uit het v e r f c h il^ ”^
der Honigbakjes, maar ook daar u i t , dat de
Bladen veel fyner en Liniaal gefnipperd z y n ,
de Bloemblaadjes Lancetvormig en zeer lang,
’t welk de Bloem grooter en fraaijer dan in de
gewoone maakt, fchoon blaauw van Kleur, De
Heer H a l l e r heeftze ter breedte van drie
o f vier Duimen uitgebreid gezien. Maar ééne
Bloem komt op den top van de Steng, o f , zo
dezelve een Tak heeft, twee. Gemeen is deeze
Soort in fommig deel van Switzerland ( * ) .
(3) Akeley met regte Honigbakjes en de Meel- rrr.
draadjes langer dan de Bloem.
Kanada-
Deeze Noord - Amerikaanfche wordt JTirgi-fcte.
nifch Eyloof genoemd van C l a y t o n , die
aanmerkt , dat de Bladen gepaard, gefteeld,
Eyrond , glad , aan ’t end Zaagtandig zyn, ’t
Gewas klimt by de Boomen op, daar de T a k ken
Nafèituc pasfira in Aquilegienfi ditione. Entend. A d .
Helv. VI. p. 37>
(3) Aquilcgia Neft. re£tis , Stamin. Corollä longlotibuj.
II. Ups. is 3- Aquil. Cor. fiinpl. Neót. fere le&is. GsoK.
Viri. 59 , 82. Aquil. pumila prsecox Canadenfis. Corm. Ca-
nai. p. T. 60. Lob. Ie. 26. MlLL. DiS. T. 47. Aq. prsecox
Canadenfis &c. Mobis. Kift, III,p. 457. S, 12.T. *« f. 4.
XE» DEEL, IX, STUK,