ÏV In de Moerasfen van Kanada en Virginie
A fdeel, groeit deeze, welke kleine Lancetvormige Blaad«
xv- jes heeft; en bovendien heeft ieder Steeltje een
S u s ? * Borfteltje wederzyds, gelyk in de Zesde en Elfde
Soort»
vx. ( 6) Helmkruid, met Hartvormig Laneetswyze
'Seuteiiaria gekartelde Bladen en Bloemen in de O-
lata. . xelen.
Blaauw* ,
bloemig. C l) Hel rakruid met efenrandige Bladen , de
, vn. onder Iten Piek- , de bovenflen Pylvormig.
Kekbiadig. ^ g ^ H e lm k ru id met Hartvormig Eyronde ,
Minor. \>ma effenrandige Bladen en Oxelbloemen*
Kleiner. ,
Deeze twee laatften , waar van de eene aan
Z e e -Oevers van Sweeden, de andere in Moe-
rasfen van Engeland gevonden is , hebben veel
gelykenis naa’r de eerde van de drie, welke door
.geheel Europa voorkomt, ja zelfs in vogtige
Bosfchen van Rusland gemeen is. Byna altoos
heeft dezelve blaauwe Bloemen , doch aan de
Ne-
GRON. Virg. 9Î. scut. Paluftris iepens Virginiana major,
Ploie minore. Moris- Hi ft. III. p- 4id.
(6) Scutellaria Fol. Cordato - Lanceolatis crenatis &c.
GORT. Selg. ni- FI- Wg 499- L a P P ' 2i9‘ H A L L - Helv.
6}6. Goiian Monsp. 29 4- R* Lugtlb. 310. Lyfimachia coe*
rulea Gaieiiculata f. Gratiola coerulea. C. B. Pin. 24«.
Lys. Gaieiiculata. LOB. U. 3 4 4- lierbæ altera fPe'
cics. DOD. Pempt. 9 3 .
(7) Scutellaria Fol. integenimis &c. It. Cotl. 212. FI.
Suec. 500, s39- Scutellaria Folio non senato. RiV. Mon. 77.
(8) Scutellaria Fol. Cordato - ovatis fubintegeirimis See.
HUDS. Mr.gl. 232. Càsfida Pal. minima Flore purpurasceme.
T. RAJ. Angl‘ 111- P< 244*
Ne va, omtrent dertig Mylen boven Petersburg, JY*
vindt menze met witte Bloemen , zo de Heer **
d e G o r t e r aantekent. Hier te lande iszy,HooFD-
in andere Provinciën , niet onbekend. In Swit-8TÜK;*
zerland is zy niet zeldzaam, aan de Waterkan-
ten, en valt ’er ook met witte Bloemen. Ge-
meenlyk wordt zy Gehelmde Wederik o f Blaauwe
Godsgenade geheten. De naam van Glidkruid
kan haar , zo wel als t het andere Joodenkruid
van D o d o n ó u s , dat het Ruige Yzerkruid is
van onzen Ridder ( * ) , toebehooren.
,, Dit Kruid heeft Stengen, die zeer Takkig
„ zyn en broofch, een Elle hoog; vierkantig met
„ uitfteekende hoeken. De Bladen , aan het
Steeltje uitgehold, verfmallen allengs naar
de Punt en zyn rondachtig getand. De Bloe-
„ men, altoos twee by elkander,gedeeld , heb-
„ ben de Bovenlip bleek blaauw, de Onderlip
„ witachtig, in ’t midden gevlakt, endeMeel-
„ draadjes zyn onder de Knopjes gebaard. Het
„ is een bitter Kruid,naar Knoflook Hinkende,
„ en komt in kragten het Waterlook naby” ,
zegt de Heer H a l l e r .
(^9) Helmkruid met ongefieelde Bladen, de on-
Scütel/aria
integrifo*
(*) Ziebladz. 315, hier voor. Geheel-
(9) Seuteiiaria Fol. fesfilibus ovaris Sec. Scut. Fol. inte- bladig.
gerrimis. Gron. Virg. 91. Seuteiiaria cotrulea Virginiana.
Pluk. Alm. 33S. T. 313- F- 4. Scut. Teucrii folio Mati-
landica. Rat. Suppl. 310.
II. DEEL, IX. STUK.
E e
lil