IV» De verwarring , ondertusfchen, die onder de
^ -K r u id k u n d ig e n der voorgaande Eeuwheerfchte,
Hoofd- noopens de Soorten van dit Kruid, is nog wei-
stuk. njg opgehelderd. Dit komt daar van , dat de
^e!°JZ<Jfi’Gekranste Kruiden dikwils in Kenmerken zo
weinig verfchillen: d e s L u n w i o i u s zelfs geoordeeld
heeft, dat men dit Geflagt en dat der
Betonie zou kunnen famenvoegen ; gelyk het
gladde Akker- Yzerkruid onder den naam van
Betonie fchuilt, Van de drie gedagte Soorten
groeit het Hyfopbladige meest op Gebergten der
Zuidelyke deelen van Europa, de volgende,
ten minfte de laatfce, is algemeener bekend in
ons Wereldsdeel. C l u s i u s zegt ’er van: „ N er-
,, gen byna komt dit Kr uid niet voor, op een
„ droogen Steenachtigen Grond, door Spanje,
„ Vrankryk en Duitfchland, alwaar men hetby
„ Zomer, en op fommige plaatfen ook tot ia
„ den Herfst, ziet bloeijen. De hedendaagfche
Kruidkundigen, evenwel, is het in Ooften-
ryk , noch in onze Nederlanden niet voorgekomen
(* ) .
Zie hier de befchryving, welke de Ridder
van
Vid, Flor. Belg. in Am. Acai, Vol. VI. p. 59. Ook
vindt men het by Boer ha ave niet als inlandlch aangetekend
; die ’ei zelfs geen gewag van maakt: niettegenftaande
C ommelyn gezegd hadt , dat het in ons Land by de Wégen
en Paden groeide : het Tetrahit Herb ar lorum naamelyk
van Lobel, dat die Autheur zegt, door zekeren Kruidkenner,
in Bofchachtige plaatfen van Italië, omtrent Bononjc ,
geplukt tezyn. Wat heefr men’er dan voor aangezien 8
dit Jaatfte g e e ft, daar zyn Ed, de Groeiplaats IV.
aan toefchryft in Provence , Spanje en Italië.
„ Een ftyve Haairige Steng: Lancetvormige, Hoofd.
„ ftompachtige, rimpelig geplooide Bladen m e t '
„ drie o f vier fpitsachtige Tandjes: Hartvor
„ mige Zaagswys’ gedoomde Blikjes: ver af-
j, üandige, ongefteelde zesbloemige Kransjes,
„ tusfchen welke de Steng ruigeris:geeleBloemp->
„ jes, met een krom Pypje, de boven-Lip Li*
„ niaal ,half tweedeelig omgeboogen opftaande,
, Sneeuwwit; de onder-Lip zeer klein ; de
„ Meeldraadjes binnen ’t Pypje : de Kelken
„ ruig met v y f gelyke Doorens,”
f n ’) Yzerkruid met Hartvor mige jlompe Plui- . Y*
v y f 7T i7 Sideriiis
zige Bladen 9 ongedoernde gewolde Kelken, Lanata.
een langwerpige Aair en opftaande Steng. Gewol“‘
In Egypte en Paleftina fielt L innjêus de
Groeiplaats van deeze, die ook door M eerburg
ïn Afbeelding is gebragt (* ) . Deez’ voegt
’er de befchryving van den Ridder b y , waar uit
b lyk t, dat het een Plant is van een Span hoogte
, hebbende de Steng aan ’t end een zeer lange
Aair, uit zesbloemige Kransjes famengefteld,
die fterk gewold zyn en de Bloemen donker-
Violet. Deeze heeft getande Blikjes, van aan-
merkelyke breedte, onder de Bloemkransjes, gelyk
(n) S l d e r l t l s Fol. Cordatis obtufis Villofis Sec.
(*) Op Tab. XXVIII. det zo even gedagte Verzameling,
f m
■ i
m