414 T w e e m a g t i g e RRu i D È i L
IV. S c o p o l i , bevinden den Kelk zodanig niet (*)*
Afd e e l . pjy heeft je Bovenlip drietandig, de Onderlip
H oofd, tweedeelig , met de Slippen Kruiswys’ op el-
stuk. Gander, en bovendien tien Streepen, beürt om
^B/w«s«fl-beurt dikker, met een groote roodachtig blaau-
we Bloem , wier Bovenlip tweedeelig, de Onderlip
driedeelig is en de Slippen rond* Het
fchynt derhalve een Soort van Melisfe te z y n ,
volgens den laatstgemelden.
De Steng van dit Kruid is omtrent een Voet
hoog, byna ongebladerd, maar begroeid met
*s eenige Lancetvormige Blikjes. De Kransjes hebben
weinige ongefteelde Bloemen , die zeer
groot zyn en wyd gaapende, Violet van Kleur,
met een uitfteekende Styl. De Wortelbladen zyn
lang gefteeld, rondachtig of byna volkomen ovaal
en aan den om trek Zaagswyze getand. Veelen
der Bloemen hangen knikkende nederwaards.
Het is een fierlyk Bloemplant je , dat natuurlyk
groeit op de Pyreneefche, Switzerfche en Ty«
rolfche Bergen.
• De andere Soort van dit Geflagt, Firginifche
gebynaamd, welke Wigvormig langwerpige
Bladen heeft en een tweebladige Steng, zynde
de Donker roode Melisfe met Senegroen-Bladen
van D i l l e n i u s , oordeelt de Ridder thans
eene enkele Verfcheidenheid te zyn van de Lier-
* n* D- bladige Salie, reeds befchreeven*.
IV. STUK, 5 » M B »
bladz. j7. '
(*) In de optelling van de Kenmeiken det Geflagten, aan
’t hoofd der Klasfe, vindt men CorolU quacuoi Lacinia: fub-
Kquales: ’t moet Calycis zyn.
D I D Y N A M I A. 4IS
M e l m i s. Kruisbloem* IV.
Afdeel*
XV
De Kelk wyder dan het Bloempypje: de 'Ioofd-
Bovenlip der Bloem plat, de Onderlip g e k a r - ; T U K .
teld, en Kruiswyze, Meelknopjes. Dus k o m e n ^ ^ >
de byzondere Kenmerken voor , van dit Geflagt
, dat ik deswesen Kruisbloem tytel.
De eenigfte Soort-Ci_), gróeijende in de Berg-
Valeijen van Ooflenryk, Switzerland, de Zm-Meiu/o-
delyke deelen van Vfankryk en Engeland, heeftMeurfehi^
h' t Loof van Melisfe en Is daarom Melisfophyl- dl&•
lum genoemd fgëweest. L ob el beeldtze a f ,
onder den naam van Melisfe van F ü c h s i u s ,
en T o u s n e f o r t heeftze getyteld , Laage
Breedbladige Melisfe, met een zeer groote
paarfchachtige Bloem. Ziet h ier, wat ’e r de R i d der
van zegge.
„ De Kelk is Klokvormig , opftaande, bree-
,, der dan de Bloem en driedeelig; de bovenfte
,, Punt dikwils , wederzyds , een zeer klein
„ Tandje hebbende. De Bloem is wit, met het
,, Pypje tweemaal zo lang als de Kelk en den
j, Mond vierdeelig uitgebreid : de Bovenlip,
„ naamelyk, rondachtig , regt en effenrandig
,, hebbende; de Onderlip driedeelig, met de
„ middelüe Kwab grootst, vlak, effenrandig,
„ paarfch:
(1) Melittis. Syjl, Nat. XII. Gen. 731. p. 402. XIII.
p. 4 5 5 . H. CU ff. 309. R. Lugdi.' 319. GOUAN Mensp. 292.
Lamium montanum Melisf* folio, C. B. Pin. 231, Melisfa
ïuchfii. Lob lc. j i j .