IV. De figuur der Bladen onderfcheidt deeze Soor-
ten, waar van de eerfte haare Groeiplaats op de
H oofd Laplandfche, Switzerfche en Groot Brittannifche
s tu k . Bergen, de tweede op die van Italië heeft. De
drMgm? 'derde, die volgens G m e l i n in Siberie groeit,
heeft Lancetvormige Haauwtjes als het Penningkruid,
zegt de Ridder.
tv. . (4} Schuimblad met eenvoudige langwerpige
CfJ r& a T getande Bladen.
Rotzig.
Dit Kruid heeft den bynaam, omdat het,in
Engeland en Sweeden, op hooge Rotlèn groeit.
Gemeenlyk noemt men het, deswegen, Steen-
kers, in ’ t Engelfch Rock - Kresfe, hebbende in
geftalte wat gelykheid met de Tuinkers, maar
de Bloem en ’t Zaadhuisje, welks Klepjes onder
en boven een weinig afwyken, doch niet
omkrullen , betrekken het tot dit Geflagt. Ook
vind ik van geenen fcherpen Smaak daar in gemeld.
B. Met drievoudige Bladen.
v. . CS) Schuimblad met de onderjle Bladen onver-
^Ncerzet-* deeld, de bovenjlen driekwabbig en gevind.
bladig. ( 6 )
f4) Cardamine Fol. fimplicibus oblongis denratis. Oed.
Dan, 386. -F/. Suee. II. N. $91. Huds- Angl. css.Cardami-
ne Petraca Cambrica, Naft. facie. DIl l . Eltb. 7 0 . T. 61 . f .
7 1 . Naft. Petrxum. Pluk. Alm. 161- T. 101. f. 3. Petiv.
Herb. so. f. 3*
($) Cardamine Fol. inferioribus indivifis &c. Naft. Aipinum
minus Refedx folio. C. Ii. Pin. 104. Predr. 45, Ic. Boes»
I I . 4 1 . T . 44.
(6) Schuimblad met drievoudige fiompe Bladen
en een bym naakte Steng. . Xvi.
( 7 ) Schuimblad met drievoudige fpitfe Bladen STUK>
en een zeer Takkige Steng. vi. _
Cardamine
De driebladigheid onderfcheidt alle deeze ^® D^iadig,
Soorten, die in kleinheid ook by de anderen uit- VIU
munten, hebbende de twee eerften de Stenget»^/™??**
jes naauwlyks een Handbreed hoog. Het Neer-kaanfch.
zetbladige groeit op de Gebergten der Zuidely-
ke deelen van Europa: het Driebladige ook op
die van Ooftenryk en Lapland: het Afrikaanfche
heeft Bladen als die van ’t Kriftoffels - Kruid en
witte Bloemen.
C. Met gevinde Bladen.
( 8 ) Schuimblad met vyf ingefneedene V in .chJ > ^
blaadjes.
(9) Schuimblad met gejloppelde gevinde B lo*
! detl, Gevoeligi
(6) Cardamine Fol. tetnatis obtufis, Caule fubmido. JacQ.
Au/lr. T. 27. trind. 6 5 4- Card. Fol. ternatis. Hal l . Helv.
559, Fl. Suee. sS3. FI. Lapp. 257. « Cliff. 334 -R. I*g#-
345. Naftuït. Alp. ttifoüum. C. B. Pin. io+. Card. Alpma.
CLUS. Pann. 454. Ie. 4SS. LOB. Ie. U i .
( j ) Cardamine Fol. ternatis acuminatis &c. Naft. Afric.
fol. ternis , facie Chriftophoriana:. Herm. Par. p. T. 202.
Naft. Afr, Flor. albis fpicatis &c. Pluk. Alm. »Sa. T. 101.
f. S. R A J . Suppl. 414.
(8) Cardamine Fol. pinnatis, Foliolis quinis incifis. Carda*
mine glabra Chelidonii folio. T . BARR. Ie. 156. Naft, Pyr.
aquat. latifolium. Herm. Par. 103. T. 204.
fo) Cardamine Fol, pinnatis inciüs Stipulatis 86C, GOUAN
T t 4
II, DEBU IX, STUK,