i y 4 ten hoogte, aan ’t end der Takken een Tros of
A fdeel, Aair hebbende van Bloemen, als die van *tBee-
Hoofd* ren^laauw3 waar op een dergelyke Vrugt volgt,
sTus, met vier zwarte Korrels naar Kaau woerden - Zaad
Scbuiizaa- gelykende,
dige.
v. C5 ) Beerenklaauw met viervoudige Bladen,Q>
Madras- xelbloemen en kanthaairige Kelken.
paten/is» ,.
vietbiadig. T o t deeze Soort, by Madrasf, aan de Kust
van Koromandel, gevonden, betrekt de Ridder
ook het Kanthaairige Beerenklaauw van den Heer
N . L . B d r m a n n o s , die daar van een by-
zondere Soort gemaakt hadt. De Afbeelding van
het Vierbladige Kruid, aan de Ganges groei-
jende, dat naar het Melampyrum gelykt , by
P l u k e n e t , verfchilt vry veel van de zyne.
Het heeft, volgens zyn E d ., een Kruidige ge»
gaffelde Steng, vier ovaale ongedoornde Bladen;
den buiten - Kelk met kanthaairige Blaadjes ge-
fchubd; den binnen - Kelk vierbladig, ongelyk;
het Zaadhuisje rood,
vi. Id Arabie vondtde HeerFo r s k a o h l twee
Eetbaar!*' zonderlinge Soorten van Beerenklaauw. D e eene
noemt hy Eetbaar (6) ; welke ook vier Bladen
by
( s ) Acanthus Fol. quaternis, Flor. Axillaribus, Calycibus
ciliatis. Adhatoda Maderafpatenfis Calyce £ barbato.PET. Mus,
' z j . Acanthus Ciliatis. Burm. Fl, Ind, p. 139. T. 41. f. 1.
Melampyro aflinis tetraphylla Gangetica Sic. ti.UK, Phyt.
T. 99. f. 3.
(6) Acanthus F o l . Lanceolatis fubdcntatis, Spicis Braiteis
Spinofis, Flor, AZgypt. Ar ah. p. 114.
by elkander hadt, aan de onvrugtbaare Takken
Lancetvormig, eenigermaate getand, ftomp, met xv.
kleine Doorntjes en Aairen van twee Duim H oofd-
Iang,die digt,op vierryën,Schubswyzebekleed
zyn met Blikjes , langer dan de Bladen, Eyrond/p ermia»
Lancetvormig, fterk geribd en aan den rand zeer
Doornig; de Bloemen bleek blaauwachtig. Hier
van waren de Bladen, raauw, fmaakelyk om te
eeteD. Men verhaalde hem, dat het verfche Zaad ,
met eenig Speekzel nat gemaakt, in de Hand
gehouden, met een flag aan (lukken fprong,
De andere, die hy Boomachtig noemt (7 )»was vtr.
een groote Heefter van vier Ellen hoogte, aan
’ t end der Takken Aairen hebbende van roode jBoomach.-
Bloemen en Lancetvormige Blikjes, op de kant
gehaaird met Draadachtige Doornen, een half
Duim lang. De Bladen van deezen Heefter wa»
ren Liniaal Lancetvormig, aan den rand gegolfd,
uitgehoekt, Tandswys’ gedoomd, gepaard, een
Span lang. Deeze werdt van de Arabieren Sefiaf,
de andere Sogaf geheten.
P e d a l i u M. ■ Minkyzer.
Een vyfdeelige Kelk, een byna Smoelachtige
Bloem, met den rand vyfdeelig, draagendeeen
Kurkachtige, vierhoekige Noot, aan de hoeken
gedoomd, tweehokkig, met twee Zaaden.
Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt
voor,
(7) Acanthus Caule Atboieo, Foliis finuata ■ dentaüs SpL-
JloliS, lh‘d.