IV. te runwachtig, gearmd, drie Voeten hoog: de
Bladen zyn Lancetvormig ovaal, fpits gepunt,
H oofd* flaauw Zaagtandig. De Bloemblaadjes bleekgèel;
s tu k . ^}e van <jen Kelk bultig, ligt afvallende. Het
'imdrZ'-' beeft een Hartvormig dik Haauwtje met een bly-
ttnde.y vend Styltje, dat vede geele Zaadjes , byna
Eyrond , heeft; waar van misfchien de naam
afkomftig is. De O lie, uit dit Zaad geperst, is
za g t, in Geneesmiddelen dienftig en ook tot de
Spyzen gebruikbaar o f in de Lampen , gelyk
Raap- en Lyozaad-Olie.
Door den Ridder is hier ook, als eene Ver-
fcheidenheid, t’huis gebragt het Stinkend Flafeh*
dotter van B a o h i n u s , dus wegens den Stank,
wanneer het tusfchen de Vingeren gewreeven
wordt , genaamd. Hetzelve komt in Bloem en
en Vrugt overeen, maér heeft de onderfte Bladen
met fpitfe Tanden en de bovenden ook dieper
ingefneeden , allen glad, veel fchraalder en
langer. Ha l l e r , die het afgezonderd had,
aeht, niettemin, dat men het ’ er by zou kunnen
voegen. Omftreeks Gottingen kwam het o-
vervloedig voor.
v i t . ( 7 ) Viafchdottcr met Uns achtig ronde Stip-
pelige gerimpelde Haauwtjes.
*="»• . , In Gepluimd,
{7) Myagrum Siliculis LentifortnibuS orbiculatis. &e. Gouam
Momp. 312. HALL. Hdv. SS6 . F/. Suec. J4 1- tl- Ciif- 328-
r . Ltigdh. 330. DALib. F * rb . 193. Myagtum monofperm.
hirfutum Gliquïs rotandis. LOES. Pms/. i~4- T. J6. Mysgto
fimilis Siliqaa rotunda. C. B. Pin* i° 9 - J2. T. S—
In veele deelen van Europa groeit deeze aan J V * ^
de kanten der Akkerlanden, ja ook in Sweeden XVI
en Rusland , inzonderheid by de BaleizeRaanHooFo*
den Neva-droom en is ’er gemeen aan e a-
terleiding van Ladoga. Akker - Rapifirum, met
ge-oorde fpitfe Bladen, hadt I o u r n e f o r t
dezelve geheten» die hyomdreeks Parys von t.
De rondheid der Zaadhuisjes onderfcheidtze
meest van de voorgaande.
( 8 ) Vlafchdotter met U ns achtige flomp E y
ronde gladde Haauwtjes , gepelde
werpige Zaagtandige ruuwe Bladen en ge- nendt
pluimde Stengen*
Drie Planten, eenigszins verfchillende , waren
den Ridder bezorgd , die tot deeze Soort
fchynen te behooren. Men heeftze » wegens de
Zaadhuisjes, tot het Thlaspi betrokken gehad.
Dus hoort hier t’huis het Kleine en Groote 1 hias-
ni der Alpen met ronde Hoofdjes, door B a u -
h in u s afgeheeld. H a l l e r noemt hetKruid,
Alysfon met ovaale, gekeelde, effene Bladen,
die yIer Zaagtandig zyn. Het kleine groeit Plag-
#8) Myagrum Siliculis Lentiformibus obovatis glabns &c.
tACo VïnL 2S7- Gouan Monsp. 3 is. Cochlearia perennis
'saxatllis minima. MAGN. Hort. 59. Alysfon Alpinum. Seg.
Ver j, p. 37g. Thlaspi petraum Myagroides. Pon
,37. T. 33sl Thlaspi tertium Saxatile. CAM. Epit. 33*.
Thlaspi* Alp. minus Capitulo rotundo & majus. C. B, Pin*
l o l B A 49- T. 49- HALL. Hclv* J-3*«
Pp 4
II, DEEL. 12. STUK.