iv. tandig. Aan *t end der Takken komen langwer-
Afdekl. pjge Aairen voort, met Lancetvormige Blikjes,
Hoofd, die aan ’t begin Vinswyze getand, verder kant-
»tuk. haairigzyn, loopende in een flappen Borfteluit.
s/M«M-je(jer Blikje bevat een Bloempje, dat driemaal
laDger is dan de Kelk, Pypachtig, met de Bo*
venlip klein en in tweeën, de Ondeilip in drieën
gedeeld, van Kleur paarfchachtig blaauw, met
een witte Vlak in de onderfte Lip. De vier
Meeldraadjes, twee ze er-kort, hebben beneden
de punt een zydtakje , dat Meelknopjes
draagt, welke eenigermaate naar de genen, die
ak in de Japanfche waargenomen en zo eveD be-
fchreeven heb, fchynen te gelyken. Immers de
Heer L o e f l i k g befchryft dezelven, als boven
en onder een byzonder Knopje maakende,
met een Knietje tusfehen beiden ,dat geen Stuifmeel
hadt; doch in myn Voorwerp zyn zy volkomen
afgezonderd en gedachtig , terwyl het
middelftukje regt is e n van Kleur als de MeelT
draadjes, naamelyk roodachtig bruin. Het moet
een welriekende Plant zyn , volgens de Au*
theuren.
Het Prcijium dat vier Besfen draagt, reeds
onder de Heefters befchreeven zynde , komen
wy thans tot het Geflagt van
P H R Y MA .
Dat door een enkel Zaad zig van alle de an.
deren van deezen Rang onderfcheidt.
Hier
Hier van is de eenigfte Soort Ci) een Ame* ,
rïkaanfche Plant, die Tzerhard met een zeer een- xv>
voudige Aair genoemd is geweest door den Heer Hoofde
G r o n o v i u s . Zy heeft breede getande Bla-STU*‘
den , die gefpitst zyn , twee over elkander en Phryma
paarfchachtige Bloemen, met de Bovenlip twee-, ^
de Onderlip driedeelig , in een lange Aair ge* smal-
fchikt, en een dun Pypswys’ Kelkje hebbende, ams’
dat nederwaards knikt, aan den Mond ruig zynde
en één Zaadje, als een Tarwegraan, bevattende.
De Kelkjes zyn tegen de Takken aangedrukt.
Het groeit in Virginie op belommerde
plaatfen.
Ik gaa thans over tot den Rang der S c h u i l -
z a a d i g e n , onder de T weemagtige Plan ten ,
tot welke de meeften behooren van de genen,
die T o ü r n e f o r t in zyne Klasfe, van Kruiden
met een Eenbladige onregelmaatige, fomtyds
Smoel- of Grynsachtige Bloem, geplaatst heeft.
Z y verfchillen van de Blootzaadigen, die ik thans
befchreeven heb , daar in , dat hier de Zaaden
in het Zaadhuisje zyn beflooten. Sommigen hebben
een twee, drie of vier, anderen en wel de
meeften eenen vyfdeeligen Kelk. Het Zaadhuisje
( i ) P h r ym a . Syfl. Nat. X I I .G e n . 738. p . 4 0 4 . Veg.X I I I .
p . 4 $ S . Am. Acad. I I I . p , 1 9 . L e p t o f t a c h y a . M lT C H . Gen.
I I * p . 34- A m a r a n t !» S i c u l i B o c c o n is S p ic a & c . P LU K . A-
malth. 5 9 . T . 380 . f . s- V e r b e n a c a M a r ia n a P e t . Mus. S 9 4 ,
V e r b e n a R a c em o f im p lic i s f im o 8 c c . G a O N , Virg. gz. R .
Lugib. j 30.
II« DKEIi' IX. Stce