AvZ el. Van een geheel anderen aart is deezé, die
xiv. doqdelyk gezegd wordt te zyn voor het Vee,
Hoofd- ten minfte voor de. Schaapen; dat echter te ver-
Vteiwy- wonderen » daar zy zo algemeen, zelfs in de
vige. Broekige Weiden, doch meestal aan de kanten
der Slooten, in onze Nederlanden en door geheel
Europa groeit; komende dus dikwils on.
der ’t Hooy. Men ziet, echter, dat zy van het
Vee niet afgefchooren wordt. L ob e l zegt, dat
zy te houden zy voor de allerheetfte der Haa-
nevoeten , wordende , misfchien wegens haare
uitwendige nuttigheid, van de Boeren, in fbm-
inige deelen onzes Lands, Jichtkruid geheten.
Anders noemt menze, gemeenlyk, Water- Haa-
nevoet. In Menfehen zou dit Kruid , gegeten
zynde, het onwillig Lachen, dat men Rifus Sar-
nius noemt , veroirzaakt hebben. Hierom noemen
fommigen haar Apium Rifus o f ApiumSar-
donium; de Franfchen , om dat ’er de Kïkvor-
fchen zig veel by onthouden, Grenouilletts , de
Duitfcbers Frofchpepfer, dat is Vorfchcn - Peper.
' Ranunca* Ranonkel met alle Bladen in vyf Lancetlui
Aconi- vormige Slippen gedeeld , die Zaagtandig
* Akoniet- ingefneeden zyn.
bladige. In
265. Geb. Prov. j8j. Fl. Suec. 463,499. R. 'Lugdb. 490.
N. S. Rannuc. Paluftr. Apii folio lsvis. C, 8. Pin. iso.Ran.
Sylv. pr mus. Dod. Pempt. 426. Ran. Pal. rotundiore folio.
Xob fc. 669.
(.6, Ranunculus t ó t omnibus quinatis Lanceoïatis, inci-
!ö* fetratis. Kram, Auftr. i ss. hall. Helv. 323. Fl, Suec.
In de Tuinen maakt deeze een fierlyk Bloem-
gewas, met dubbelde witte Bloemen, Z y komt XIV
met enkelde, die klein o f groot z y n , in Swu-Hoofd-
zerland en elders op hooge Bergen voor. H a l -5™ *
XEr merkt aan, dat zy op de Jura drie o f vier niJ y
Voeten hoog groeit, doch op de Alpen ter laagte
blyft van een Span.
(* ) Ranonkel met gepalmde offene ingefneedene
Bladen, een regtopfiaande Steng en Uni*
aale Blikjes. it foliM'
D e e z e , de Bladen niet tot aan den Steel toeblad’ee*
verdeeld hebbende, en hooger groeijende met
grooter Bloemen, wordt als een byzondere Soort
aangemerkt, doch zal waarfchynlyk flegts eene
Verfcheidenheid van de voorgaande zyn ', op
welke de beide Figuuren van L ob el en D o-
n o n é o s , met den zelfden Stempel gedrukt,
door H a l l e r worden aangehaajd. Z y komt
immers ook Qp de zelfde plagtfen voor. H a l l
e r merkt aan , dat de Bladen driekwabbig
zyn,doch de twee zydelingfe Kwabben verdeeld
hebben, waar door zy zig als gepalmd o f v y fdee
II. 497. R. Lugdb. 490. N, i o. Ran. Mont. Aconiti folio ,
albus, Flore majore. ß . Fl. minore y . Fl. multip!ic>. C. B.
Fir. 179, 182. Ran. Mont, tertius. Clus. Pan». %6i. Ran.
Fl. albo. Dod. Pempt. 429.
(*) Ranunculus Fol. pal mat is lavibus incifis, Caule ere&o »
Bradteis Linearibus. Mant. 79. Oed. Dan, i i ï . ). B, Hifi,
III. p. 860. Ranunculus albus Fl. limplici. Loii. Ic. öSï.
Ran. Montanus quartus. CLUS. Pann. Ic. p. 37°-