lV.
Afdeel»
xv.
Hoofds
tu k »
Schaiizoadigi.
XTL
Ruellia
sntipoda.
Tegen-
Toetige.
573 T w EEMAGTIGE K r ü IDEN.'
n a , aan ’ t Strand, in ’t Wa te r , overal groei-
jendevondt, met opgeregte ronde Stengen,van
een half Elle en meer hoogte, en Lancetvormige
Bladen; de Bloemen aan den Mond in twee
Lippen gedeeld. Ik heb zodanige Takjes, van
ruim een Voet langte, uit Oostindie bekomen,
welke in het Loof zeer overeenkomdig zyn met
de Opgeregte Ruellia van den Hoogleeraar N.
L B u r m a n k ü s , doch een Smoelachtige of
gaapende Bloem hebben, gelyk uit de Afbeelding
daar van, in Fig. 2 , P l a a t L I X , blykbaar is.
(12 ) Ruellia met gefpitst Zaagtandige Bladen,
een Kruipende Stengen byna geaairde end-
Bloemen, vyf of drie by malkander♦
Dit fchynt een opgeraapte bynaam te zyn ,
om een Kruidje te betekenen, dat volgens Os-
b e c k onder de voorgaande vermengd, en dus
op ’ t Strand in *t Water, in China groeit\ doch
tot het welke betrokken wordt, het kleine Onkruidje
, by R u m p h i u s , in Indie genaamd
Caranasd, in ’t Nederduicfch de Korst van de
P o t, wegens de manier van groeijing , op de
wyze van het Muur en dergelyke Planten in Europa
; naamelyk aan den Grond kleevende en als
daar op geplakt, gelyk de aangebrande Korst in
de
( ia ) RuSllia Fol. muetonato - ferratis Caule repente &c.
Tl, Zeyl. 235. Gentianeüa uttiusque Indix inipatiens , Fol.
Agetari &c. PLUK. Mant. 167. T. 18«. f- *• Crufta Oll*.
Rumph. Arnb. V. p. 460* T. 170. f. 3. Hert. M a t . IX. P<
»13. T.
D i d y n a m i a ; 57$
de Rystpotten. Het kan zig dan ook, op de IV.
wyze van het Muur, wanneer het (leun heeft, AfdieEI^
aanmerkelyk verheffen. De Kelk is vierdeelig; Hoofd-
de Bloem ongelyk vierkwabbig: het Zaadhuis-STUK-
je tweehokkig, tweekleppig, met langwerpige
Zaaden. Agt platte waren ’e r , volgens O s b e c k ,
jn het Zaadhuisje van de voorgaande Soort.
( z3) Ruëilia met Lancetvormige gefpitp ef- xnr.
fenrandige Bladen , ongepelde Bloemen, repf„*?iI,a
gepelde Blikjes langer dan de Kelk en krui- Kruipende.
pende Stengen.
De Ridder heeft deeze Soort ovefgenomen
van gezegden Beer B d r m a k r o s , in wiens
Afbeelding, nogthans, ik geen blyk zie van ge-
fteelde Blikjes en de Bloemen zyn ’er ook niet
volkomen ongedeeld. Op Java zegt die Heer dat
dezelve valt en zou de Plant zyn met een ge- „
aairde Vrugt en Silagoeri-Blad, van K l e i n mof.
L i b n ^ ds fchryft ’er Stengetjes aan
toe van een Handpalm hoog, met gedeelde Bladen
en zydelingfe eenzaams Bloemen; dat wederom
volftrekt tegen gezegde Afbeelding ftrydt.
My i s , voor deeze Soort, uit Oostindie een Kwtiedige.
Tak bezorgd van meer dan een Voet langte , & ,
die dik en Houtig i s , met dikke Gewrichten en
kortledjge Zytakjes ; de Blaadjes zeer ftomp
Lancetvormig hebbende en ongedeeld: dus weinig
f Ruéllta Fol. Lanceolatis nc&minatn intcgcriimis &c»
A f c n f . 8,7. B u r m . Fu Ind. 1 3 5 . T . 4 1 . f . 1 ,
O o 2