1
5öa T we emagt ige KkïiiöfiW»
IV. een buitenfle tweebladige , een binnenlle v y f-
A f d e e l . deelige: de Bloem was Pypachtig, aan den rand
H o o f d - egaal in vyven gedeeld. Z y groeide op de Wor-
stuk. £ejs van oude Planten ( f ) .
Sehuiizaaéige,
H y o b a n c h e . Ruigüaart.
De zevenbladige Kelk en de Smoelachtige
Bloem zonder Onderlip, onderfcheiden dit Ge-
ilagt van het voorgaande ; terwyl het ook een
tweehokkige veelzaadige Vrugt heeft,
i. De eenigfte Soort, daar van ( i ) , voert den
bynaam van Bloedrood, wegens de Kleur. Aan
Bioediood.de Kaap komt z y , ïnsgelyks, op Wortels van
andere Planten , als een Bygewas, vo o r , en
ook elders aan de Kuüen van Afrika, zo ’ t fchynt.
De geftalte is volkomen als die van ’t Leeuw-
ftaart; de Steng een half Voet hoog, Houtig ,
geheel bekleed met Schubachtige Blaadjes en
aan ’ t end uitloopende in een ruige Aair, die
driemaal zo breed is, bezet met Blikjes en Bloe-
meny zo dat ik het, te regt, den naam van Ruig*
Jtaart geef.
D o d a r t i a .
D it Gef lagt , ter eere van den vermaarden
Franfchen Akademist ,Ü o d a r t iu s , benoemd,
heeft een tweelippige Bloem, met de Bovenlip
veel korter dan de Onderlip; een vyftandigen
Kelk
( t ) Orobanche Tin&oria. Flor. ^Egypt. Arob. p. 112.
(1) H y o b a n c h e . Syfi. Nat. Veg, X I I I . G e n . 1 3 1 7 . P- 4? °*
Mant. 3 . O r o b a n c h e M a u r ita n i c a F l . p u tp u r e o . PET. Gaz. T»
37. f. 4. Oiobaneh«* Species Atthiopica» fius. filmt. H*»
D I D Y N A M I A. 5%
Kelk en een tweehokkig Klootrond Zaadhuisje.
Het bevat de twee volgende Soorten.
Ci) Dodartia met Liniaale eff'enrar.dige gladde
Bladen.
iv :
Afdeel,’
XV.
H o o f d stuk.
I .
Deeze heeft T oürne pos t by den Berg
Ararat, in Armenie, ontdekt en aldaar ter eere van fche«
gezegden Heer gedoopt. Z y febiet Houtige Stengen,
zegt h y , van anderhalf Voet hoog, die van
onderen af getakt zyn , rond, fchraal bezet mee
Laneetvormige getande oogefteelde Bladen, uit
wier Oxelen , aan ’ t boven * end, de Bloemen
Aairswys voortkomen, welke donker - violet van
Kleur zyn. Door het Zaad is deeze Plant in de
Europifche Tuinen voortgeteeld. Z y groeit ook
in Tartarie.
(2) Dodartia mét Eyronde Zaagtandige g$- rr.
pluisde Bladen. o i £ £
Van deeze Oostindifche zyn de Stengen rondachtig
en, zo wel als de Bladen, met Pluis begroeid,
niet zeer Takkig. Aan ’t end komt een
Tros met kleiner Bladen, beftaande uit gepaarde
Bloemen, met ftompe ruige Kelken. De Kleur
is geel.
S ef
i ) Dodartia Fol, Lineaiibus integerrimis glabrit. Syfi. Nat.
X I I . Gen. 780. p . 4 1 3 . M i l l . Dili. T. 2 7 . D o d a r t i a . H.
Cü/F, 326. R . Lugdb. 2 9 7 , D o d . O r i e n t . F l . p t i ip . T o u r n e .
Ctr. 47. Itin. I I I . p . T . 20 8 .
(*) Dodartia F o l . o v a c is S e r r a t i s v i l lo f i s . Syfi. Nat. Veg.
X I I I .
N n a
il. Ceel ijc, stuk.