IV. L I N N AS A.
Afde e l .
XV ,
Hoofd- Dit Geflagt kroofit den naam van den Groo-
s t u k . ten Ridder, die het Samenftel der Kruidkun-
ScbuUzaa- <je} njet minder dan de geheele Natuurlyke Hi-
florie, in een goeden Smaak gebragt heeft. Hy
is thans den io January deezes Jaarsi778, ruim
een Maand voor dat ik dit fchryf,den Weg van
alle Vleefch gegaan ( * ) .
Een Klokvormige Bloem, en dubbelde Kelk,
die van de Vrugt tweebladig, die van de Bloem
vyfdeelig, en deeze boven het Vrugtbeginzel ,
dat een drooge driehokkige Bezie wordt,
ï. Dus komen de Kenmerken van dit Geflagt
Bortaiu. voor, welks cenigfte Soort ( i ) gemeen is op
Nooidfche.de drooge, dorre Bofch-Velden, niet alleen van
de Laplandfche Alpen, maar byna van alle koude
Bergruggen in Europa en Afia, ja zelfs in
Kanada groeit. De Noordelyke deden , gelyk
Lapland, Rusland en Siberie, fchynt het byzon
ALterno Ftutices L ïm t a a s In AEre cotnantes,
Amftelia: pofuit gratus Amicitiae :
At Dea Plantarum Soboles cui credita , Myftje
Frondibus his timlutn fubdidit ipfa fui.
Jac. Phil. D’Orville.
( i ) Linnxa. Syjl. Nat. XII. Gen. 774- P* 4*i- ^ XIII.
p, 478. Linnata Flor. geminatis. Fl. Lapp. 250. T. 12. f. 4.
Hê Cliff. 3*o. Fl. Suec. si* . 522. J62. f. 1. Mat. Mtd.
117. HALL. Helv. 608. SEG. Ver. I. p. 183. SAUV. Met 6.
U7. Kalm. lt. II. p. 2«3> Gort. Ingr. 100. Serpillifolia.
Buxs. A lt. II. p. 33S. T. 21. Campanula Serpillifolia. C. B.
Pin. -93. Prodr. 35. Al7. Ups. 1720. p. 96. T. I. OED»
Dan. T, 3 . Alt. Nidros. IV. T. 4 . f. 6.
zonder te beminnen: doch het valt, niettemin, IV,
ook in Switzerland en Languedok. A x”v^EL*
Dit Kruidje was, onder den naam van Qiien- FIoofd-
delbladige Klokjes , door de Autheuren gemeld5TüK-
en het komt dus in Afbeelding voor, by C. Ba
Hi isüs, doch flegt; zynde door B u x b a um
beter en eindelyk door onzen L i n n m o s volmaakt
in Plaat gebragt. Zyn Ed. toont aan, dat
het geenszins behoore tot het Geflagt van
Klokjes. Zulk eene af zondering der Bloem, door
een byzonderen Kelk, vaD het Vrugtbeginzel,
was hem in geen andere Plant voorgekomen. De
Bladen zyn door fommigen by ’ t Penningkruid
vergeleeken en de Ingezetenen van Angerman-
nie noemen het Windgras; waarfchynlyk, om
dat deszelfs dunne Bloemfteeltjes geduurig door
den Wind bewoogen worden.
Uit een Vezeligen Wortel brengt het flappe
Stengetjes o f liever Rankjes voort, die veelal
op den Grond leggen en ’er fomtyds Wortel
in febieten, aan welken de gezegde Blaadjes,
tegenover malkander, groeijen, die eenige weinige
Tandjes hebben en niet lang gefteeldzyn.
Derzelver Oxelen leveren de Bloemfteeltjes uit,
die opftaan , zynde lang en dun, en boven twee
Bloemen draagen , van eene Klokvormige fl*
guur, buiten wit,binnen Pluizig en roodachtig.
Deeze Bloemen, in haar eigen Kelk, die v y fdeelig
is, vervat, zitten opeen rondachtig V rugtbeginzel
, in een andere Kelk begreepen, die
vierbladig is , volgens H a l l e s , en het Zaad-
Mm 3 huis