Afdeel.
XV.
H oofdstuk.
ix .
Nepeta
Scordotis.
.WÖllig.
X.
h&erofa.
Solwoitciig.
Deeze Italiaanfche heeft Stengetjes van een
Voet hoog , met Hartvormige, ttornpe, gekartelde
Bladen en witte Bloemen.
(9) Kattekruid met ongefteelde Aaireri aan ’ t
end en byna Hartvormige ruige Blikjes, de
Bladen Jlomp Hartvormig.
Op ’t Eiland Kandia is de Groeiplaats van
deeze Soort, welke door haare Wolligheid uitmunt.
A l p i n o s heeftze afgebeeld onder den
naam van Scordotis, welke afkomftigis vanPl i -
nius, een Kruid betekenende, dat naar het Wa-
terlook gelykt. Z y hadt rondachtige dikke Wollig
e , witte Bladen; een Vleezigen Wortel .ruikende
fterk naar Knoflook en zeer heet van
Smaak zynde.
(10) Kattekruid met ongefteelde Aaken aan 't
end, Eyronde gekleurde Blikjes en de bo•
venfte Bladen ongefteeld.
In Spanje en Portugal is de Groeiplaats van deeze
Soort , die een knobbeligen Wortel h e e ft,
met enkelde Stengen en langwerpig Hartvormi-
(9) Nepeta Splcis fesfilibus teiminalibus &c- Am.
IV. p. 317. Scordium alt. Lanuginofius verticillatum. C. B.
Pin. 24S. Scordotis. ALP. Exot. 284, T. a83. C l l 's' *
(10; Nepeta Spicis terminalibus fesfilibus Sec. H.Cliff. 311.
R. Lugdb. 316. Mentha tuberoQ Radice. C. B. Pm. 227-&
Nepeta mberofa Ipicata Hispanica. BQCC, Mu*> II. P> 44« T»
3«. BARK. Ie. P f x ,
g e , rimpelige Bladen. De Aairen zyn door roo- IV.
de Blikjes verdeeld , die de Kelken bedekken ,
dat een byzondere aartigheid geeft aan dit Kruid; Hoofd»
de Bloemen Violet hebbende. stuk.
( 1 1 ) Kattekruid met end - Hoofdj es, de Meel- ^ci.^
draadjes langer dan de Bloem, de Bladen pi/gmic*.
Lancetvormig. vugimfch.
Deeze Virginifche heeft kleine fmalle naauw-
lyks ruikende Bladen, die een weinig grys zyn :
de Bloemen witachtig in ronde Tuiltjes vergaard
, aan ’t end der SteDg, digt getropt. De
Onderlip is Zaagswyze getand, doch niet hol,
gelyk in andere Soorten.
(j2_) Kattekruid dat een gekranste Aairheeft xn.
met Draadachtige Blikjes en Lancet vor mi-ca.
ge Bladen, die van agteren (*) geheel e/ * baaifch.*
fenrandig zyn.
(13 )
f Xi ) Nepeta Capitulis teiminalibus &c. Clinopod. Fol.
Xanceolatis. H. m m 305. Gron. Pirg. 65. CUnop. Ama-
raci folio, Flor. albis. Pluk. Am. xio. T. 85. f. 2. Mo-
Ris. Hiß. III. S. i i . T. 8. f. uit.
(12) Nepeta Spicä vcrticillatä Braäeis Filifotmibus, Fol,
Lanceolatis inferne integerrimis. Mant. s66. Nepeta Malaba-
rica &c. Moris. Hiß. III. p. 43 X.
(*) De Bladen hebben een bovenfte en een onderfte oppervlakte,
doch de Punt noem ik het voorste en den Voet het
agietfte. Zo ik hier van onderen gezet had, dit zou zeer
dubbelzinnig zyn. v 3